Kyusho Jitsu - Puntos de Acupuntura
Short Description
Download Kyusho Jitsu - Puntos de Acupuntura...
Description
Kyusho Jutsu. door
Cees Freke
2
Kyusho Jutsu. door Cees Freke
Copyright © 2002 Cees Freke, Leiden, Nederland. Alle rechten voorbehouden. Uit deze uitgave mag niets worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de schrijver en/of uitgever.
3
Curriculum sensei Cees Freke. Geboren 09 juli 1941 te Katwijk a/d Rijn in Nederland. Cees Freke is 2e dan aikibudo, 3e dan aikijutsu en assistent instructeur kyusho jutsu. Cees Freke studeerde aikibudo en aikijutsu bij Cees de Jongh en aikijujutsu bij Jan Janssens in België. Ook volgde hij stages aikibudo bij Alain Floquet en M. Harmant in Frankrijk; en stages aikido bij meerdere bekende Japanse aikido sensei. Daarnaast beoefende Cees Freke de zwaardkunststijl Tenshin Shoden Katori Shinto Ryu bij Erik Louw, 4e dan Aikikai aikido en 4e dan Katori Shinto Ryu, in Amsterdam en Jan Janssens in België. Tevens volgde hij jarenlang stages bij sensei Goro Hatakeyama, menkyo kaiden Katori Shinto Ryu en hoofdleraar in de dojo van wijlen Yoshio Sugino in Japan. Ook volgt Cees Freke stages kyusho jutsu (drukpunten jutsu) bij de bekende Engelse 7e dan karate P.M.V. (Vince) Morris en de Australier Patrick McCarthy 7e dan karate. Verder heeft Cees Freke lessen jujutsu en judo gevolgd bij de bekende budoka Louis Marchant in Boskoop, o.a. 5e dan judo en 5e dan jujutsu. Tenslotte volgde Cees Freke cursussen shiatsu therapie en beoefent hij “reiki” volgens de “Usui” methode 1e niveau.
4
Inhoud.
Pagina
04.
Algemeen.
Pagina
05.
Geschiedenis.
Pagina
06.
Relatie Acupunctuur- c.q.pressuur en Kyusho Jutsu.
Pagina
12.
Kyusho Jutsu.
Pagina
13.
Kuatsu.
Pagina
15.
Traditionele Chinese Geneeskunde.
Pagina
18.
Qi.
Pagina
19.
Yin en Yang.
Pagina
21.
De 5 Elementen.
Pagina
23.
De Meridianen.
Pagina
25.
De “Meridianen” en de “Actieve Punten”. • Blaas. • Dikke Darm. • Dunne Darm. • Galblaas. • Hart. • Lever. • Long. • Maag. • Milt. • Nier. • Pericardium. • 3Voudige Verwarmer. • Conceptievat. • Gouverneurvat.
Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina
27. 28. 30. 32. 34. 36. 38. 40. 42. 44. 46. 48. 50. 52. 54.
Qi en de Westerse Wetenschap.
Pagina
56.
Elementen van het Lichaam.
Pagina
67.
Het Meridiaansysteem.
Pagina
75.
Verantwoording
Pagina
94.
5
Wanneer het leven zegeviert is er geboorte; Wordt het gedwarsboomd, is er dood. Een krijger bevindt zich in een permanente strijd Op leven en dood voor Vrede. Morihei Ueshiba.
Algemeen. Kyusho-jutsu, tezamen met de Tuite technieken, kan worden omschreven als: “de vaardigheid in het manipuleren van de actieve punten in het lichaam van een tegenstander, met als doel een aanval te neutraliseren, waardoor de verdediger controle verkrijgt over de aanvaller en zodoende de situatie beheerst”. • Kyusho: vitale (druk) punten in het lichaam. • Tuite: grijpen van, slaan op, of wrijven van de vitale punten. • Doel: het bereiken van een maximaal effect, met minimale inspanningen. Kyusho-jutsu maakt het een bekwaam beoefenaar mogelijk om zeer effectieve verdedigings technieken uit te voeren, ongeacht leeftijd, lichamelijke grootte en kracht. In feite is kyusho jutsu een paradox, ontstaan uit een geneeskunst. Kyusho jutsu heeft ook nooit een zelfstandig bestaan verworven in de krijgskunsten, altijd is en wordt het gezien in samenhang met de traditionele Chinese geneeskunst. Overigens zal dat de kyusho jujutsuka niet verontrusten, die heeft gewoonlijk belangstelling voor beide vaardigheden; het kyusho jutsu beoefenen en zich de traditionele Chinese geneeskunst eigen maken. Kennis wordt in de praktijk gebracht. Zo is het nu en was het in oeroude tijden. De krijger op het slagveld past(e) kyusho jutsu toe in de verdediging en gewonde makkers werden/worden met behulp van acupressuur weer op de been geholpen. Veelal wordt kyusho geassocieerd met karate, doch dit is evenwel schijn zoals uit het hierna volgende zal blijken. De vaardigheid om actieve punten te manipuleren kan in alle krijgsdisciplines worden toegepast, dit met inbegrip van de wapenkunsten.
In dit werk zijn tevens een aantal teksten opgenomen van “Theo de Gelaen”. De teksten behandelen onderwerpen als de westerse benadering van qi, de elementen van het lichaam en het meridiaansysteem. Voor verdieping van de kennis over deze onderwerpen is het welhaast “verplichte kost”. Theo de Gelaen studeerde ondermeer toegepaste psychologie en neurologie. Hij is docent sociale en humane vaardigheden en hoofdinstructeur Shintaido. Houder 3e dan Shito Ryu. Auteur van diverse boeken omtrent weerbaarheid.
6
Geschiedenis. De oorsprong van de acupunctuur ligt in de grijze oudheid. Als uitvinder ervan geldt de legendarische Huang Ti, de “Gele Keizer”. Volgens de sage leefde Huang Ti van 2674 tot 2575 v. Chr. De naar het heet 100 jaar oud geworden monarch zou in de loop van zijn lange leven behalve de acupunctuur, de wagen en het geld hebben uitgevonden; de muziek in een systeem hebben ondergebracht en als eerste de gesternten wetenschappelijk hebben bestudeerd. Bewijzen voor deze beweringen zijn niet voorhanden. Wel bewezen is de vijfduizend jaar oude geschiedenis van de acupunctuur.. Van zijn hand zou ook de “Nei Jing Su Wen” zijn, het klassieke geschrift over interne geneeskunde. Op talrijke plaatsen in China hebben archeologen acupunctuur-instrumenten gevonden. De oudsten zijn van steen vervaardigd en afkomstig uit de grijze voortijd, vóór Huang Ti regeerde. De oudste leerboeken van de acupunctuur zijn tweeduizend jaar oud. Ze beschrijven de methode zo aanschouwelijk, dat ze nog in deze tijd als grondslag van het therapeutisch handelen zouden kunnen dienen. Aan de wezenlijke beginselen van de acupunctuur is tijdens de duizenden jaren oude geschiedenis niets veranderd. Wel zijn intussen de theoretische verklaringen en de filosofische fundering, die de oude Chinezen aan deze geneeswijze gaven, gewijzigd. In de “Nei Jing Su Wen” wordt melding gemaakt dat tijdens de regering van Huang Ti “bian shi” (stenen sondes of peilstiften) werden gebruikt voor herstel van de qi circulatie bij mensen. Een ander geschrift is de “Jin Kui Yao Lue” (recepten uit de gouden kamer) van Zhang Zhong-Jing. In het werk wordt het gebruik van ademhaling en acupunctuur voor een goede qi stroom behandeld. Eén van de eerste verwijzingen naar de krijgskunsten in China is van Kuao-Yee (ca. 200 na Chr.). Hij zou de krijgskunst stijl “Chang-Shou Ch”uan (= lange arm of lange vuist) hebben gecreëerd. Een andere verwijzing is naar Hua-To (ca 190-265 na Chr.), een geneesheer die een studie maakte van de dieren in de bossen. Hij ontwikkelde een serie oefeningen ter verbetering van de gezondheid van zijn patiënten door de bewegingen van de dieren na te bootsen. Ook paste hij acupunctuur als kunstmatige verdoving toe bij operaties. Geen verhaal over krijgskunsten is complete zonder het verhaal van Bodhidharma. Bodhidharma, de eerste Chinese patriarch in China (ca. 460-534), 28e patriarch na Boeddha. Hij zou de zoon zijn van een vorst uit Zuid-India. Althans volgens de legende. Hij behoorde tot de “Lanka school”, hetwelk later bekend werd als “zen”. De belangrijkste leer van de Lanka was de “Lankavatara sutra”. Het hield de studie in van de geest, zowel de natuurlijke als de geëvolueerde. Toen hij in China arriveerde om de Boeddhistische leer te verspreiden, werd hij door de keizer Liang Wu Ti aan het hof ontboden. De vragen van de keizer kon hij evenwel niet naar diens tevredenheid beantwoorden en daarom werd hij door de keizer heengezonden. Bodhidharma vertrok naar de Hunan provincie in Zuid China en naar de Shaolin tempel in de Songshan bergen. Bij zijn aankomst daar bemerkte hij dat de monniken in een slechte lichamelijke conditie verkeerden, waaronder hun studie en meditatie leden. De abt van het klooster, Fang Chang, vreesde evenwel de vernieuwende gedachte van het zenboeddhisme,
7 waaronder men de staat van verlichting kan verkrijgen in vele vormen. Deze manier om verlichting te verkrijgen bedreigde de strikt traditionele klassieken leerstellingen van de Shaolin tempel. Ook hier werd hij toen weggezonden. Onmogelijk dit te accepteren trok Bodhidharma zich terug in een nabijgelegen grot en zocht naar een manier om toch in contact te kunnen blijven met de monniken. Bodhidharma observeerde de dieren in het nabijgelegen bos en analyseerde hun bewegingen. Op basis daarvan ontwikkelde hij vechttechnieken, bekend als de 18 handen van Lo-Han. Omdat hij de monniken niet rechtstreeks kon bereiken trainde hij alleen in het bos, wetende dat hij geobserveerd werd vanuit de Shaolin tempel. Op die manier wist hij toch de monniken te beïnvloeden. Ook beoefende hij tweemaal per dag zittende meditatie gedurende twee uur per keer. Zijn vastberadenheid en wilskracht imponeerde de monniken en na negen jaar van eenzaamheid werd hij toch welkom geheten in de Shaolin tempel. Bij zich had hij ook twee qigong klassiekers: de “Yi Jin Jing” (of: Yi Gin Ching = spieren/pezen verandering) en “Xi Sui Jing” (of: Shii Soei Ching = merg/hersen wassing). De ‘spieren/pezen verandering klassieker” leerde de priesters op welke wijze men gezondheid kan verkrijgen en hoe zwakke lichamen sterk kunnen worden. De “merg/hersen wassing klassieker” leerde hoe met behulp van qi het ruggenmerg gereinigd en het bloed- en immuun systeem versterkt kan worden. Tevens kon met behulp van qi de hersenen verrijkt worden en leiden tot verlichting. De “merg/hersen wassing klassieker” was evenwel moeilijker te begrijpen en de oefeningen waren in de praktijk niet eenvoudig toe te passen. Reden om de methoden in het geheim over te dragen aan slechts enkele uitverkorenen in elke generatie. De spieren/pezen verandering oefeningen leidde bij de priesters tot een betere gezondheid en ook hun krachten namen aanzienlijk toe. De integratie van de qi oefeningen met de krijgskunstoefeningen leidde tot een grotere efficiency van de technieken. In aanvulling op de krijgskundige qigong training ontwikkelden de Shaolin priesters vijf kungfu stijlen die waren gebaseerd op de manier waarop dieren vechten. De dieren die werden geïmiteerd waren: de tijger, de luipaard, de draak, de slang en de kraanvogel. De stijl is bekend geworden als: het “shaolin ch”üan fa” (Shaolin tempel boksen). De Japanse naam van Bodhidharma is “Daruma” en de Chinese: “Ta-mo”. De naam Bodhidharma is een samenstel van de woorden: “bodhi” = verlichting en “dharma” = wet/waarheid. De krijgskunstenaar en acupuncturist Chang San-Feng (circa 1200 na Chr.) begon een onderzoek naar de actieve punten in een poging een vorm van zelfverdediging te creëren dat hem in staat stelde om met minimale inspanning een tegenstander te kunnen controleren. Bij zijn onderzoek ontdekte Chang San-Feng dat bij het activeren van bepaalde punten door drukken, knijpen of slaan, dit op andere punten een hachelijker effect gaf dan manipulatie van dat (specifieke) punt alleen. De legende wil dat Chang San-Feng en zijn leerlingen hun theorieën uitprobeerden op veroordeelde misdadigers. Om de principes van manipulatie van de actieve punten over te dragen op leerlingen ontwikkelde Chang San-Feng een serie van technieken (kata of quan), gebaseerd op zijn kennis van het Shaolin Gongfu. Hij zou de bewegingen van de slang en de kraanvogel hebben gecombineerd met qigong meditatie technieken. Men neemt tegenwoordig aan dat de stijl van Chang San-Feng heeft geleid tot wat men vandaag de dag verstaat onder “Tai Chi Ch”uan”.
8 In 1026 na Chr. werd de beroemde koperen man (Tong-Ren) voor acupunctuur ontworpen en gebouwd door Dr. Wang Wei-Yi. Voor die tijd werden de vele publicaties over acupunctuur theorieën en aanverwante zaken wel bediscussieerd, doch bleven vele punten onduidelijk. Toen Dr. Wang zijn koperen man bouwde, schreef hij ook een boek genaamd “Tong Ren Yu Xue Zhen Jiu Tu” (illustratie van de koperen man acupunctuur en moxibustie). Hij beschreef de relatie van de 12 organen de 12 qi kanalen, verduidelijkte de vele punten waarover verwarring bestond en, voor de eerste keer, organiseerde systematisch de acupunctuur theorie en principes. In 1034 na Chr. paste Dr. Wang acupunctuur toe om de Keizer Ren Zong te genezen. Het gevolg was dat meer onderzoek werd gedaan naar medische toepassingen. De Keizer bouwde een tempel voor Bian Que, die de “Nan Jing” schreef. De Keizer vereerde hem als de stamvader van de acupunctuur. Acupunctuur technieken kwamen zelf zozeer tot ontwikkeling dat zelfs het Jin volk in het verre noorden om de koperen man en andere acupunctuur technieken vroegen als voorwaarden voor vrede. Tussen 1102 en 1106 na Chr. ontleedde Dr. Wang de lichamen van gevangenen en voegde de aldus verkregen informatie toe aan het geschrift de “Ndo-inddo-in-inan Jing”. Het werk droeg aanzienlijk bij aan de toename van kennis betreffende de Chinese geneeskunst; door een helder en systematisch inzicht in de circulatie van qi in het menselijke lichaam. Generaal Yueh Fei (1127-1279 na Chr.) heeft de stijl “Hsing-I” ontwikkeld, hetgeen betekent “vorm van de geest”. Hij zou tevens de adelaars stijl hebben bedacht. Ook is hij degene geweest die de befaamde oefeningen “Acht vormen van Brokaat” heeft ontwikkeld om zijn soldaten in goede conditie te houden. Pa Kua Ch”uan, hetwelk betekent “Acht Trigrammen” is ontwikkelt door Doong Hae-Chuan, ergens gedurende de Ching Dynastie (1644-1911 na Chr.). Het legt de nadruk op circulaire en lineaire houdingen. Veel van de bewegingen hebben de namen van dieren. Van alle interne stijlen is het de meest betrokken met de fysieke aspecten van de krijgskunsten. Gedurende de Ming dynastie (1366-1644) werden ook andere gevechtssystemen ontwikkeld, gebaseerd op manipulatie van de (verboden) vitale punten. Bij twee gelegenheden in de geschiedenis van de Ryukyu eilanden werden wapens door de overheid verboden. De eerste was ongeveer in de 16e eeuw en de tweede in de 18e eeuw. Echter, deze twee verboden hebben geen belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van het karate. Het eerste wapenverbod was tijdens de zogenaamde periode van de Federatie van Drie Koninkrijken. (Waarschijnlijk is dit een legendarisch verhaal wat terug te vinden is in het boek van de Chinees Ba Kin, de Camelia Sprookjes van de halve maan). Tot aan het begin van de vijftiende eeuw waren de Ryukyu eilanden verdeeld in drie onafhankelijke koninkrijken. Deze waren genaamd Chuzan, Nanzan en Hokuzan. Elk wilde over de ander regeren, tot uiteindelijk Chuzan er voor zorgde dat de koninkrijken werden verenigd in één rijk, onder de koning Sho Hashi de Grote (1372-1439). Onmiddellijk na de vereniging stelde hij een niet-militaire overheid in. Na die tijd werden scholen gesticht om het analfabetisme te bestrijden. Hij stelde een wapenverbod in, dit hield ook in dat men zelfs niet in het bezit van een wapen mocht zijn. De
9 volgende twee eeuwen beleefde het rijk een aanhoudende vrede. In 1609 werden het koninkrijk aangevallen door de militaire heersers van Satsuma, een eilandengroep ten zuiden van de Ryukyu eilanden, onder leiding van Shimazu clan. Zij waren ervan overtuigd dat de Ryukyu eilanden hun eigendom waren. Dit gebeurde tijdens de Japanse Sengoku periode (Burgeroorlog 1467-1568). De Shimazu familie kreeg dit land snel in handen, en wederom werden wapens in de ban gedaan. Alleen de adel en hogere klassen mochten wel wapens dragen en gebruiken. De meeste historici zijn er van overtuigd dat in deze periode het karate, een unieke vorm van het wapenloos gevecht, is gecreëerd. Vóór deze periode werd het ongewapend gevecht wel beoefend, maar een echte noodzaak was er toen niet. Okinawa dreef in die periode veel handel met Zuid-China (Fukien). Een logisch gevolg daarvan was dat het Chinese Kenpo (vuistmethode) in Okinawa werd geïmporteerd. Het Kenpo kende vele stijlen die ontwikkeld zijn door kloosters en families, nu ook wel Kungfu genoemd. Het karate in die tijd kende eigenlijk twee oude vormen, het To-de en Okinawa-te. In 1447 werd in Japan de nog steeds bestaande “Tenshin Shoden Katori Shinto Ryu” gesticht door “Iizasa Choisai Ienao Sensei”. De opzet van de school is studenten op te leiden tot zwaardvechters die bekwaam zijn in alle krijgskunsten, variërend van wapentechnieken tot tactische, logistieke en zelfs geneeskundige kennis. De Katori Shintô Ryû behoort tot de krijgskunsten die aangeduid worden als Kobujutsu (oude krijgskunsten (oud is voor 1500). In de periode van het ontstaan van de Katori Shintô Ryû werd op de slagvelden nog helm en harnas gedragen katchu of ook wel kabuto yoroi genoemd. In tegenstelling tot de middeleeuwse harnassen van de Europese ridders waren de Japanse zo gemaakt dat zij de drager een grote mate van mobiliteit verschaften. Om die beweeglijkheid mogelijk te maken was het onvermijdelijk om enkele delen van het lichaam onbedekt te laten. De Omote waza (de basistechnieken) zijn dan ook gericht op de zwakke plekken in de wapenrusting. Die kwetsbare delen zijn: de zijkant van de nek, de oksel, de armen en polsen, het midden van het lichaam (do), de liezen, de binnenkant van de dijen, de enkels en de knieën. Op al deze plaatsen is de wapenrusting open en juist daar bevinden zich belangrijke actieve punten van het lichaam. Op de Katori Shinto Ryu kyusho kaart zijn de actieve punten duidelijk aangegeven, waarbij het klaar is dat kyusho jutsu tot het curriculum behoort van deze ryu. Overigens, ook de hierna genoemde samurai Muso Gonnosuke was ooit student aan deze ryu en van Miyamoto Musashi is bekend dat hij deze ryu heeft bezocht op zoek naar “satori” (= verlichting). Aannemelijk is dat hij dan ook daar wel aan de trainingen zal hebben deelgenomen. Van Miyamoto Musashi (1584-1645), Japans meest beroemde zwaardvechter is bekend dat hij op 30 jarige leeftijd al meer dan 30 duels had gewonnen. Slecht één duel verloor hij, tegen de stokvechter Muso Gonnosuke. De meeste van
10 Musashi’s tegenstanders stierven tijdens, of als gevolg van het duel. Ook is bekend dat hij vele van de duels uitvocht met de bokken - het houten zwaard. Een duel winnen met de bokken impliceert dat Musashi de slagen toegebracht moet hebben op de vitale punten, zodoende snel en afdoende het gevecht beëindigende. Tweemaal vocht Musashi een duel uit met Muso Gonnosuke. De eerste keer duelleerden ze terwijl Muso Gonnosuke met een vier voet lange bokken vocht en Musashi met een wilgenstok die hij toevalligerwijs aan het snijden was. Musashi won het duel. De tweede keer was Muso Gonnosuke gewapend met de jo en nu verloor Musashi. Muso Gonnosuke is stichter van de krijgskunsttraditie “Shinto Muso ryu”. Van deze krijgskunst traditie is het bekend dat het kyusho jutsu tot het curriculum behoort. De Chinese krijgskunsten bereikten tenslotte Japan via verscheidene wegen. Eén van de personen die genoemd worden is Chen Yuanbin (Chin Genpin in het Japans, 1587-1671) uit Hangzhou. Hij reisde naar Nagasaki en wat later trad hij in dienst van de Owari familie in de Nagoya area. Er is onder kenners enige twijfel of hij wel een krijgskunstenaar was, mondelinge overleveringen zeggen dat hij les gaf in quan-fa en chin-na aan tenminste drie personen, te weten: Fukuno Shichiroemon, Miura Yojiemon en Isogai Jirozaemon, die elk weer hun eigen systemen van jujutsu ontwikkelden met o.a. atemi-waza naar de vitale punten. Op Okinawa werd de Bubishi, gewoonlijk ook wel genoemd de “Bijbel van het Karate”, één van de belangrijkste bronnen voor de overdracht van krijgskunsten welke gebruikmaken van kennis van de vitale punten. De Bubishi refereert zowel aan de specifieke vitale punten, als aan de algemene gebieden die kwetsbaar zijn om te worden getraumatiseerd. Bij gebrek aan op schrift vastgelegde overleveringen m.b.t het karate van Ryukyu eilanden (zg. Okinawa karate), moeten we aannemen dat de kennisoverdracht voornamelijk mondeling en door oefening plaatsvond. In de mokuroku (geschreven bronnen) van de Japanse krijgskunst tradities bevinden zich wel kaarten van de vitale punten, doch dergelijke mokuroku behoorden gewoonlijk tot de zg. geheime tradities. Tijdens de Taisho tijdperk (1912-1926) introduceerde Gishin Funakoshi (18681957) het Okinawa karate op het vasteland van Japan. Evenwel Funakoshi onderwees het kyoshu jutsu niet openlijk aan het grote publiek. Zelfs zijn senior leerlingen instrueerde hij niet in het kyusho jutsu. Funakoshi was de opvatting toegedaan dat kata zo eenvoudig mogelijk moesten zijn. In het begin van 1900 ontwikkelde Funakoshi’s leraar, Anko Itosu, de 5 Pinan kata die vervolgens deel gingen uitmaken van het Okinawaanse schoolsysteem. Het is duidelijk dat Funakoshi en anderen een karate onderwezen waaruit alle gevaarlijke technieken waren verwijderd. Klaarblijkelijk behoorde kennis van de actieve punten ook in die tijd nog tot de geheime technieken. Zelfs de zg. Funakoshi kaart die werd gepubliceerd in de Karatedo Kyohan in 1935 is niet van Okinawaanse oorsprong. De kaart zou een geschenk aan Gishin Funakoshi zijn van zijn
11 student Otsuka Hironori, 4e generatie Shindo Yoshinryu Jujutsu en stichter van de Wadoryu Karatedo. Het zou dezelfde kaart zijn die werd gebruikt in de Shindo Yoshinryu jujutsu traditie. De kaart werd aan Funakoshi geschonken bij gelegenheid van de publicatie van het hiervoor genoemde boek Karatedo Kyohan. Judo werd door Jigoro Kano (1860-1938) ontwikkeld uit oudere jujutsu stijlen. Van Kano is bekend dat hij alle gevaarlijke technieken verwijderde uit het curriculum van het judo. Praktisch gezien transformeerde Kano de praktijk van manipuleren van kyusho technieken tot kata, waardoor het niet meer nodig was te slaan naar de actieve punten van een tegenstander. Morihei Ueshiba (1883-1969) transformeerde het oudere aikijujutsu tot het moderne aikido, een naam die het eerst in 1942 kreeg. Hij onderwees zijn senior leerlingen in gaeshi-waza. Dit zijn vloeiende overname technieken, waarbij vooral de gewrichten het doelwit zijn. De technieken werden door hem overgedragen als een geheime handleiding, waardoor zijn leidende discipelen onverslaanbaar werden tijdens demonstraties die zij later gaven. Duidelijk is ook dat deze technieken in het aikido door Ueshiba geheim werden gehouden voor de lager gegradueerden. De senior studenten moesten duidelijk superieur zijn aan de junior studenten. Het was zelfs zo dat de geheime technieken in het geheel niet aan buitenlandse studenten werden onderwezen. Dit blijkt o.a andere uit zijn privé publicatie in 1938 van “Budo” waarin de waarschuwing wordt gegeven: “deze handleiding dient niet te worden getoond aan niet-Japanners”. Van Ueshiba wordt ook verhaald over een voorval gedurende zijn verblijf in Mongolië. Het schijnt dat Ueshiba chinkon-kishin technieken beoefende op zieken. Chinkon-kishin zijn meditatie technieken die worden beoefend door de Omoto Boeddhistische sekte waartoe ook Ueshiba behoorde. Als hij vervolgens zijn handen op stevig gebouwde Mongoolse krijgers legde klapten die ineen alsof de benen onder hen werden weggeslagen. De Mongolen hadden niet door dat hij hun actieve punten beroerde. Het toepassen van kyusho speelde een belangrijke rol in de krijgskunst van Ueshiba. Het is derhalve niet verwonderlijk dat de kunst van kyusho jutsu niet werd geleerd aan buitenlanders. Ueshiba’s vaardigheden om door slechts “iemand aan te raken”, die persoon in elkaar te laten storten, moet een wonder hebben geleken. In boeken over aikido leest men nooit over zoiets specifieks als actieve punten en de vaardigheid van Ueshiba daarin. Onveranderlijk evenwel wordt gezegd een atemi-waza (= slag naar de vitale punten) toe te passen, voorafgaande aan de uitvoering van een techniek. Opmerkelijk is een tekst in het Japans van ene Mr. Hashimoto. Deze tekst geeft een vergelijking van 27 kyusho punten die in het aikido worden toegepast, met dezelfde punten in de acupunctuur. De lijst vermeld tevens de aikidobenamingen en de acupunctuurbenamingen.
12
Relatie Acupunctuur- c.q.pressuur en Kyusho Jutsu. In de oeroude Indiase krijgskunst tradities was kennis van de actieve punten van het lichaam van essentieel belang. Het leven van de krijger was afhankelijk van zijn kennis van de actieve punten teneinde te kunnen doden, verdoven en/of ontwapenen van de tegenstander. Ook diende die kennis om de eigen actieve punten te beschermen en om verwondingen te helen met toepassing van de lichaamsvochten (opmerking: deze lichaamsvochten zouden het equivalent kunnen zijn van het concept van qi). Gedurende de meer dan duizend jaar dat de Chinezen de kunst van acupunctuur beoefenden ontdekten zij dat behandeling van zekere actieve punten niet alleen konden leiden tot genezing, maar ook ziekten konden veroorzaken. Behandeling van weer andere actieve punten konden zelfs de dood veroorzaken. Deze ontdekking leidde ertoe dat ook krijgskunstbeoefenaars de actieve punten als doelwit van verdediging gingen beschouwen. Een systeem werd ontwikkeld door Feng Yi-Yuan. Dit systeem maakte gebruik van de oorspronkelijke 36 punten. In de loop der tijden werden allerlei actieve punten ontdekt, waardoor het aantal van 36 punten steeg van 72 naar 108. Nieuwe kata werden ontwikkeld teneinde er voor te zorgen dat men de nieuw ontdekte actieve punten kon onthouden, tezamen met technieken die zorgdroegen voor een correcte houding en richting van aanval. Deze kata kregen namen als “seisan” (13), “seipai” (18) of “niseishi” (24), om er slechts enkelen te noemen. Sommigen geloven dat die namen het aantal punten van aanval aangaven. Met de spreiding van krijgskunsten van China via Okinawa naar Japan nam ook de mythe toe van de werkelijke bedoeling van kata en bunkai (analyse of studie van de kata) en in het bijzonder kyusho jutsu. Met de introductie van karate op het Japanse vasteland (Gishin Funakoshi) werden ook de namen van de kata gewijzigd in voor Japanners meer acceptabele benamingen. “naifanchi” werd “tekki”, “seisan” werd “hangetsu”, “wahshu” werd “enpi” etc.. De meesters van Okinawa creëerden hun technieken met gebruikmaking van hun grote kennis van het menselijke lichaam en geneeskunde De geneeskunde waar zij vertrouwd mee waren was vooral de traditionele Chinese geneeskunde. Traditionele Chinese geneeskunde vormde het fundament en raamwerk waarmee de meesters kata technieken ontwikkelden. De wetenschap van yin & yang, vijf elementen theorie, constructieve- en destructieve cirkel, vormden een gemeenschappelijke wetenschap van deze meesters. De befaamde dodelijke aanraking. Is het waarheid of legende? In China wordt beweerd dat als een bepaald punt van het lichaam zelfs maar licht wordt aangeraakt op de juiste tijd van de dag, verwonding of zelfs de dood, binnen een bepaalde tijd zal optreden. Zeker is dat de actieve punten op alle momenten van de dag (en nacht) kunnen worden gemanipuleerd om met gemak een tegenstander te kunnen controleren.
13
Kyusho Jutsu. Sinds oeroude tijden pasten krijgers technieken toe om een tegenstander buiten gevecht te stellen. Met de ontdekking van wat we nu “kyusho jutsu” noemen kregen die (oosterse) krijgers een uiterst efficiënt wapen in handen. Zeker in een strijd tegen gewapende tegenstanders werd de kennis van kyusho jutsu toegepast om een tegenstander te doden. Een vitaal punt dat werd geactiveerd kon er toe leiden dat het betreffende orgaan ophield te functioneren. Door bijvoorbeeld het hart te stoppen kon de onmiddellijke dood worden veroorzaakt. Het stoppen van de nieren of lever resulteerde in de dood na enige dagen. Het activeren van de “solaris plexus” of “zonnevlecht” (Japans: sui getsu) leidt na enige tijd tot een verstoring van het immuun systeem. De Chinese benaming voor kyusho jutsu is: Dim-Mak. Wellicht dat hier een verklaring ligt van de befaamde “dodelijke aanraking” danwel “uitgestelde dodelijke aanraking”. In essentie is een kyusho jutsu verdediging, het aanvallen van de actieve punten die refereren aan posities langs een van de (qi)meridianen van het menselijk lichaam. De actieve punten bestaan uit een selectie van drukpunten (Japans: tsubo, Chinees: hsueh). Het zijn dezelfde drukpunten die ook worden bedoeld in shiatsu en acupunctuur- c.q. pressuur. Sommige punten zijn zeer duidelijk herkenbaar, zoals de ogen, neus en geslachtsdelen. Anderen zijn minder zichtbaar, maar even kwetsbaar, indien geactiveerd op de juiste manier. Een moeilijkheid is dat drukpunten in het algemeen maar klein zijn en elk punt dient op de juiste manier te worden aangevallen, vanuit een bepaalde hoek, veelal uniek voor dat betreffende punt. Een andere complicatie is dat elk punt zijn eigen manier van manipulatie heeft. Dus slaan opgrijpen van- of wrijven van de vitale punten. Kyusho slagen naar de actieve punten verstoren de normale qi-stroom door de meridianen. Zoals een steen die in het water wordt geworpen, het water doet rimpelen; zo kan een slag naar een vitaal punt de stroom van qi door het meridiaan systeem bevorderen of beletten. Zo’n verstoring van de werking van het meridiaan system heeft gevolgen voor de inwendige harmonie van het lichaam, met als gevolg daarvan een fysiologische reactie. Kyusho jutsu verdedigingen, door het traumatiseren van de actieve punten van een aanvaller, kunnen niet alleen ernstige pijn veroorzaken, maar ook bewusteloosheid en zelfs de dood. Als zodanig is het effect op een aanvaller fataal. Afhankelijk van de kracht die op het vitale punt wordt uitgeoefend, wordt een aanvaller ontmoedigd dan wel buiten gevecht gesteld. Onderscheidend kan men als volgt stellen: • Acupunctuur- pressuur staat ten dienste van genezing. • Kyusho jutsu wordt toegepast in destructieve situaties.
14 Heden ten dage passen we kyusho jutsu toe in verdedigingssituaties. Ons doel in niet om te doden. Daarom als we worden aangevallen dienen we terughoudend te zijn in de verdediging. Niet langdurig voluit slaan op- of grijpen van een activeringspunt, maar met een korte slag op een vitaal punt de tegenstander uitschakelen. Is een aanvaller uitgeschakeld en eventueel buiten bewustzijn controleer dan onmiddellijk z’n toestand en tref maatregelen tot reanimatie. Ook tijdens de training is het zaak om zich terughoudend op te stellen m.b.t. de mate van kracht die we toepassen bij het activeren van de vitale punten. Dit is een kwestie van het gezonde verstand gebruiken. Raak of tik de punten slecht licht aan. Denk er steeds aan dat het activeren van de actieve punten gevolgen kan hebben voor het (dis)functioneren van de desbetreffende organen. Train daarom op een rustige en beheerste manier en met een grote mate van accuratesse. Van groot belang is ook dat we niet te lang achtereen werken op activeringspunten. Langdurige oefensessies moeten daarom worden vermeden. Vuistregel is dat 15 minuten per week oefenen op activeringspunten meer dan voldoende is. Indien meer wordt geoefend in kyusho jutsu is het voldoende dat de activeringspunten symbolisch worden gemanipuleerd. Basis uitgangpunt is dat kyusho jutsu pijn kan veroorzaken. Het activeren van 2 punten tegelijkertijd veroorzaakt het effect dat de pijn ergens in het midden wordt gevoeld. Activeren van 3 punten d.m.v. een slag kan resulteren in bewusteloosheid. Er zijn slechts enkele plaatsen op het lichaam waar het mogelijk is met één hand 3 plaatsen tegelijk te activeren. Meestal zijn daarvoor beide handen vereist of 2 opeenvolgende snelle slagen met één hand. Activeren van 4 punten gelijktijdig verstoort direct het functioneren van een orgaan. Bewusteloosheid en zelfs de dood kan het gevolg zijn. Daarom ook in dergelijke gevallen direct reanimeren. Activeren van 5 nevenschikkende activeringspunten tegelijkertijd met 2 handen op de juiste manier en volgorde is fataal en leidt tot onherstelbare schade, zo niet de dood. Hou in geval van een confrontatie de volgende punten voor ogen. • Vertrouw niet alleen op het activeren van de vitale punten. In confrontaties hebben actieve punten een toegevoegde waarde teneinde uit een gevaarlijke situatie te ontsnappen. • Denk in termen van zones en lijnen waarin zich drukpunten bevinden, eerder dan in (specifieke) drukpunten. Dit betekent dat bij manipulatie van een zeker gebied of lijn de kans op het raken van een drukpunt groter zal zijn. Dit is vooral van belang in het donker. • Tracht een zo groot mogelijk gebied te “raken”. • Val niet aan op een drukpunt dat moeilijk is te bereiken als er ook een punt is dat gemakkelijker kan worden gemanipuleerd. De fundamentele principes van kyusho jutsu vereisen ook dat men een behoorlijke kennis van atemi- en keri waza heeft om de anatomisch gevoelige gebieden te kunnen traumatiseren De oorsprong van de kennis van kyusho jutsu ligt in de kennis van de traditionele Chinese geneeskunde, derhalve lijkt het zinvol hierna onderwerpen te behandelen die aan de kennis van de traditionele Chinese geneeskunde ten grondslag liggen.
15
Kuatsu. Naast de vechttechnieken kennen de krijgskunsten ook helende technieken “kuatsu” genaamd. Kuatsu, of ook wel “katsu”, is de oude kunst van reanimatie, de betekenis ervan is dan ook: “leven geven”. De kennis van kuatsu sluit nauw aan op de wetenschap van acupunctuur- pressuur en shiatsu. Wanneer we een bepaalde techniek gebruiken tegen een agressor, dan zal dat een zeker effect ressorteren. Dat kan van een plaatselijke, tijdelijke verlamming gaan tot een knock-out. Meestal herstellen die gevolgen zich vanzelf na een tiental minuten. Hebben we echter te hard geslagen dan kan dat langer duren of zullen we wat moeten helpen. In regel doe je hetzelfde als hierboven: sla met de vlakke hand enige malen op het geraakte punt; niet te hard maar ook niet te zacht en masseer het punt met de wijzers van de klok mee. Als we de punten in een bepaalde volgorde geraakt hebben, meestal is dat van de ledematen naar het lichaam toe, behandelen we ze nu in omgekeerde volgorde, van het lichaam naar de ledematen. Door het raken van punten kunnen er zich specifieke dingen voordoen zoals bijvoorbeeld een knock-out. Vooral de punten op de nek of het achterhoofd (Gb 20) kunnen daarvoor verantwoordelijk zijn. De oorzaak van knock-out is meestal dat de bloedvoorziening naar de hersenen tijdelijk of gedeeltelijk is onderbroken. Als dat gebeurt, leg dan het slachtoffer op de rug, met de benen schuin omhoog, op een stoel bijvoorbeeld. Hierdoor laten we het bloed maximaal terug naar het hoofd stromen. Geef het slachtoffer voldoende lucht door knellende kleding los te maken en zeker de hals vrij te maken. Vraag de omstanders om niet te dichtbij te komen staan en waai lucht toe met een stuk karton, een waaier of iets dergelijks. Wie meer ervaring heeft met tsubopunten kan in dit geval de punten Gv 26, Pe 9 en Ma 36 behandelen. Hebben we te maken met een verstuiking dan leggen we zo snel mogelijk ijs op de plaats van verstuiken. Het lichaamsdeel zeker niet naar beneden laten hangen want dat veroorzaakt een dikkere zwelling. Leg het iets hoger. Stop onmiddellijk alle activiteit. Een eenvoudig geheugensteuntje is de “ice” regel: • i = immobilisatie; • c = contractie; • e = elevatie. Gevorderden kunnen op zoek gaan naar de lokale punten, vooral pijnpunten en deze stimuleren.
16 Bij kneuzingen eveneens zo snel mogelijk ijs op leggen. Later herstellen we de qi circulatie via massage of moxastick (een staaf van een bepaalde stof die we door verbranding doen gloeien en met de gloeiende zijde op enige afstand van de te behandelen plaats houden en ronddraaien). Laat in ieder geval één ding duidelijk zijn. Experimenteer nooit. Roep er altijd een arts bij als het ernstig lijkt of in geval van twijfel. Houd het slachtoffer nog een tijdje in het oog, zelfs al lijkt het beter te gaan. Verborgen verwondingen kunnen zich later manifesteren. De punten die wij hier aangeven hebben louter een indicatieve waarde en vervangen nooit het bezoek aan een arts, tenzij ze door een bevoegd persoon behandeld werden. Wanneer we in een fysieke confrontatie terechtgekomen zijn, dan zullen we hoe dan ook altijd ergens geraakt zijn. Misschien zonder merkbare gevolgen, maar er zullen zich op dat ogenblik, zij het misschien minuscule, blokkades gevormd hebben. Nadien, als we rustiger worden zal de pijn voelbaar worden. Zoek dan die pijnpunten op en stimuleer ze door zachtjes te masseren. Aanvullend of als er niet direct duidelijk pijnlijke plaatsen zijn kan je de algemene qi circulatie bevorderen door volgende qigong oefeningen: Sta met voeten evenwijdig in de houding die we eerder beschreven hebben. Ontspan je en concentreer je op de rechterhand. Daarmee klop je, beginnende van de schouder op de binnenzijde van de arm, naar de hand toe en vandaar terug via de buitenkant van de arm naar de schouder toe. Geef dan een kort tikje tegen het achterhoofd, bovenaan op het hoofd en op het voorhoofd. Herhaal met de linkerhand op de rechterarm en tik opnieuw de punten op het hoofd aan. Dan, met beide handen op de rug kloppen vanaf de nieren naar de voeten toe over de achterkant van de benen, om terug naar boven te komen via de binnenkant van de benen. Klop goed stevig door, het moet goed voelbaar zijn. Klop dan met de rechterhand diagonaal vanaf de rechterschouder over de romp en de buitenkant van het linkerbeen naar de linkervoet toe. Doe dan hetzelfde met de linkerhand naar de rechtervoet toe. Zwaai daarna de armen rond je lichaam in de beweging die je zou maken wanneer je het koud hebt. Wiebel heen en weer over je voetzolen. Achtereenvolgens al het lichaamsgewicht op de voetzool, dan op de hiel brengend. Zorg ervoor dat de volledige voetzool op die manier gestimuleerd wordt. Deze oefening mag een paar minuten duren, tot je duidelijk warme voeten krijgt. Stimuleer door massage volgende algemene energiepunten: • Gv 26 - Pe 9 - Ma 36 - Di 4-3V5-Cv17-Ni3. Bij eventuele of mogelijke zwangerschap, de punten op de benen vermijden en zeker de punten Di 4 en Ni 3 met rust laten. Zij kunnen weeën opwekken. Sta stevig in de bovengenoemde basishouding, zak wat dieper in de knieën en veer van hieruit op en neer. Breng je lichaam zo aan het schudden en drijf de snelheid op. Laat alles los, laat je hoofd, schouders en armen hangen. Ontspan alles en schud steeds sneller, ongeveer 200 maal en
17 vertraag dan langzaam. Blijf nog een tijdje nagenieten van dat zalige, tintelende warme gevoel. Neem een pluk haar boven aan je hoofd en trek jezelf hieraan omhoog (bij gebrek aan haar doe je dat denkbeeldig). Voel jezelf helemaal naar de hemel groeien en kijk met een blik vol zelfvertrouwen recht voor je uit. Suggereer jezelf dat je je prima voelt en dat je de wereld aankan. Adem diep in en rustig uit. Herhaal een paar maal tot je voelt dat de suggestie haar werk doet. Al deze oefeningen kan je doen na een training of na een fysiek contact maar ook zomaar, preventief op gelijk welk ogenblik van de dag. Niet alleen dragen ze bij tot een goede qi circulatie, ze versterken het immuunsysteem en verhogen zodoende de weerstand tegen ziekten.
18
Traditionele Chinese Geneeskunde. Traditionele Chinese geneeskunde is een filosofie om de gezondheid te behoeden. Het is gebaseerd op het begrip en de ultieme kracht van “qi”. In tegenstelling tot de westerse geneeskunde is de traditionele Chinese geneeskunde van preventieve aard. Het doel is het immuun systeem te versterken, teneinde ziekten te vermijden. In feite is de traditionele Chinese geneeskunde gebaseerd op het principe dat elke zieke, kwaal of ongesteldheid in het lichaam te wijten is aan het uit balans zijn van qi. Al circa 2.500 jaar geleden werd, hoog in de bergen van Noord China, “qigong” beoefend door Taoïstische priesters. Qigong is een meditatieve methode van lichaamsoefeningen en ademhaling. Ze geloofden dat door de oefeningen de vitale levenskrachten versterkt werden. Naar zij meenden was deze kracht, qi (“prana” in het Sanskriet, “chi” in het Chinees en “ki” in het Japans), onafscheidelijk verbonden met het leven zelf. Ze ontdekten dat qi niet alleen het lichaam versterkte, maar een energetische kracht is met universele gevolgen. Door in de natuur de wisselwerking tussen vuur, water en damp te observeren, ontdekte men dat er in het lichaam een vergelijkbaar iets waarneembaar was. Ook in ons lichaam was een beweging gaande van “iets” dat dezelfde subtiliteit had als damp. Tevens ontdekte men dat de conditie (verdeling, stroming, enz.) van deze levensenergie van wezenlijk belang was voor het functioneren van onze lichaam en geest. Zowel fysieke processen als spijsvertering, bewegen, ademhalen, als geestelijke processen als denken, concentreren, enz. bleken beïnvloed te worden door de conditie van de qi c.q. de conditie van het energiestelsel. Ook ontdekte men dat dit opgebouwd was uit een stelsel van meridianen die verschillende organen en energiecentra met elkaar in verbinding brengen in de vorm van een netwerk. Hetzelfde energiestelsel dat de levensenergie over ons lichaam verdeeld, is ook de basis van de acupunctuur, Chinese massage (Tuin-na), de Japanse drukpunt massage (Shiatsu), e.a. Na veel inwendig onderzoek en experimenteren ontdekte men langzamerhand ook dat en hoe de conditie van het energiestelsel ten gunste beïnvloed kon worden door meditatieve houdingen en bewegingen, ademhalingsoefeningen, klanken, concentratie oefeningen, visualisaties, enz. In het kort gezegd: qigong kwam tot ontwikkeling. De historici vertellen ons dat dit het begin was van de “traditionele Chinese geneeskunde”. In de filosofie van de traditionele Chinese geneeskunde komen begrippen voor als: “qi”, “meridianen”, “yin & yang” en de “5 elementen”. Hierna worden deze begrippen uiteengezet.
19
Qi. Qi als begrip vindt zijn oorsprong in de traditionele Chinese geneeskunde. Qi is onstoffelijk, d.w.z. het kan niet zichtbaar worden gemaakt, noch is het tastbaar. In de oosterse filosofie bestaat de mens uit drie delen, die tezamen een ondeelbaar geheel vormen: • “Tai”: het eigenlijke lichaam, de materie. • “Chen”: de geest, het denken, de sturende en controlerende factor. • “Qi”: de energie die de materie bij elkaar houdt en de organen doet functioneren. Alhoewel apart genoemd, zijn deze drie delen niet los van elkaar te zien. Zodra de geest verdwijnt uit het stoffelijk lichaam, zal qi stoppen met het te voorzien van voeding. Het lichaam sterft. Bij zware lichamelijke beschadiging zal de qi eruit verdwijnen en de geest heeft geen woning meer om in te verblijven. Zodra qi geen toegang meer heeft tot het stoffelijk lichaam, of de doorstroming wordt belemmert, zal “tai” sterven en “shen” verlaten. Traditioneel wordt qi gezien als levensenergie; manifestatie van de subtiele levensenergie die in elk mens stroomt en die niets anders is dan de oerenergie waaruit aarde en heelal voortkwamen. Qi stelt ons in staat in alles dieper door te dringen dan alleen met onze fysieke, scheikundige en natuurlijke vermogens. Qi is onzichtbaar, maar de werking van qi kan in het lichaam waargenomen worden. Qi zorgt er bijvoorbeeld voor dat een wond uit zichzelf geneest. Als de qi-stroom geblokkeerd is kan het lichaam ziek worden. Qi betekent in het Japans zowel adem als bewustzijn. Bewustzijn zelf is qi, mentale kracht is energie die uitgezonden kan worden naar elk deel van ons lichaam, of naar buiten kan worden uitgestraald. Ted Kaptchuk heeft in zijn boek “The Web that has no weaver” voor qi de volgende definitie gegeven: “Materie die op het punt staat in energie over te gaan, of energie die op het punt staat in materie over te gaan. In de Chinese denkwereld wordt er immers geen onderscheid gemaakt tussen materie en energie”. Een citaat uit “Ki in het dagelijks leven” van aikidomeester Koichi Tohei: “Ons leven is te vergelijken met een hoeveelheid water dat we uit de oceaan nemen en in onze handen houden. We noemen dit “ik”. Het is hetzelfde als dat we het water “ons” water noemen, alleen omdat we het in onze handen houden. Vanuit het standpunt van het water gezien, is het een deel van de grote zee. Want als we onze handen openen, komt het water weer terug in de zee. Wanneer we weigeren om het water haar eigen weg te laten gaan, zal het muf worden. Ons leven is een deel van de universele ki, omhuld door het vlees van ons lichaam. Ofschoon we daar “ik” tegen zeggen, is het vanuit het standpunt van de geest eigenlijk de ki van het universum. Hoewel deze ki omsloten is door het vlees van ons lichaam, is het in voortdurende verbinding met het universum en vormt het er een actief deel van. Wanneer de verbinding van onze eigen ki en de ki van het universum niet verzwakt is, zijn we gezond en levendig”.
20 Zonder qi kunnen we niet bestaan. Zowel voor het leven zelf, als voor het werk maken we er gebruik van. Qi moeten we steeds aanvullen. Het is een basisenergie, meegekregen bij de geboorte. Andere bronnen van qi zijn voedsel, zon, licht, zuurstof en contacten met andere levende schepsels. In “t algemeen wordt gezegd dat de verzamelplaats van qi de onderbuik is (seika tanden). Het ideogram (kanji) dat gebruikt wordt om qi te verbeelden is: Dat ideogram kan als volgt worden ontleed. De drie bovenste lijnen staan voor stoom en damp: Het onderste deel van het ideogram staat voor: Dit ideogram kan worden gesplitst in twee tekens: Het eerste teken, vier streepjes, staat voor de rijst, welke door het tweede teken, kruis, door dorsen van het pel wordt ontdaan. Soms wordt het ideogram van rijst vervangen door dat van vuur: Het ideogram voor qi wordt dan gevormd door het kanji voor water en vuur. Anders gezegd: de kosmische energie, gesymboliseerd door water en vuur, wordt samengebald tot een geheel, waardoor qi-krachten of oerenergie wordt opgewekt. Qi wordt in het lichaam verzameld in energiecentra. Men onderscheid drie energiecentra: één in de onderbuik, in het Chinees “tantien” en in het Japans “hara” genaamd, een tweede in de borst en een derde in het hoofd. Het Indische Chakra/Nadi systeem is overeenkomstig, maar daar noemt men de energiecentra “chakra” en telt men er zeven. Letterlijk betekent tantien: “zee van qi”. Het zwaartekracht centrum van het lichaam. Ook wel genoemd “het cinnaber veld” of “elixer veld”. Wordt beschouwd als het centrum van de vitale energie of qi, daar waar de levenskrachten zich verzamelen. Vanuit dit punt vloeit qi door het hele lichaam via energiebanen of meridianen. Door de tantien staat de mens direct in verbinding met de oorspronkelijke eenheid der dingen. Eén van de voornaamste doelstellingen van meditatie technieken en ademhalingsoefeningen in de krijgskunsten is om de qi in de tantien te vergroten en versterken.
21
“Yin en yang zijn de oorsprong van het leven”. Nei Jing
Yin en Yang. De theorie van “yin” en “yang” (Japans: “in” en “yo”) is de basis van de oosterse filosofie. Yin en yang zijn twee polariteiten die zich overal en altijd manifesteren en waarbinnen alle bewegingen en veranderingen plaatsvinden. Deze bewegingen van energie is gelijk aan “leven”. Yin en yang wordt gebruikt om leven te beschrijven. Het zijn geen statische begrippen, maar een methode om veranderingen te beschrijven zodat er mee gewerkt kan worden. Een man is meer yang en een vrouw meer yin. Maar een jonge vrouw is yang ten opzichte van een oude vrouw. Met yin en yang kunnen dus relaties worden beschreven van dingen ten opzichte van elkaar. Volgens de Taoïstische leerstellingen was er, voordat het heelal ontstond en vorming kreeg, een toestand van volkomen leegte. De Chinezen noemden deze toestand “Wu Chi”. Wu Chi is hetgeen wat niets is, doch alle ingrediënten bevat om iets te laten ontstaan. Als we dit vertalen naar de westerse opvattingen dan is dit de situatie voor de “Grote Knal”. Deze oertoestand was niet gerelateerd aan tijd en snelheid omdat er niets was waaraan tijd en snelheid kon worden afgemeten. Alles was leegte. Wu Chi betekent “de uiteindelijke staat van het niets”. Wu Chi kwam in actie door een of andere impuls; en het begin van de schepping werd een feit. De eerste impuls manifesteerde zich als qi, ontstaan uit de oerpolariteit tussen Yin en Yang. Het eeuwige spel tussen yin en yang is de meest wezenlijke uitdrukking van Wu Chi. De Taoïsten noemden dit proces “Tai-chi” (het meest uiteindelijke) de veelvoudigheid van alle verschijnselen in het heelal, zichtbaar of onzichtbaar. Komt tot stand uit de dualiteit tussen yin en yang! Uit de “Nei-Jing” (Boek van de Interne Geneeskunde), van de legendarische Gele Keizer Huang Ti, blijkt dat ook op geneeskundig gebied de theorie van yin en yang zijn stempel heeft gedrukt. Het boek beschrijft het leven en het functioneren van het menselijk lichaam in termen van het yin en yang concept.
“Het zijn en het niet-zijn produceren elkaar Het moeilijke en het gemakkelijke vullen elkaar aan Lang en kort contrasteren elkaar Hoog en laag onderscheiden elkaar Klank en stem harmoniseren elkaar Voor en achter volgen elkaar”. Tao-Te-Ching Volgens de theorie van yin en yang is niet alleen het leven op aarde, maar uiteindelijk het bestaan van het hele universum gebaseerd op het principe van “dualiteit”. Enkele voorbeelden: tegenover het begin staat het einde, donker brengt licht voort, de dag is een product van de nacht. Wit is er alleen omdat er ook zwart is, geluid omdat het uit stilte ontstaat, vreugde omdat er ook verdriet is. We zien dat alles bestaat uit twee tegengestelde polen. In het Chinees aangeduid met de termen yin en yang. Ofwel, het een brengt het ander voort en het ander kan niet zonder het een. Maar ook een toename of een afname van de ene gaat steeds gepaard met respectievelijk een afname of een
22 toename van de andere. Dit noemt men het proces van “wederzijdse consumptie en productie”. Zolang yin en yang in evenwicht zijn, is er harmonie, balans en dus gezondheid. Men bedoelt ermee dat er een dynamisch evenwicht is; dit wil zeggen dat yang overdag actief zal zijn en het yin zijn activiteit ‘s nachts zal laten gelden. Deze verhoudingen in activiteit behoren in balans te zijn. Een statisch evenwicht daarentegen wil zeggen dat er geen transformatie meer plaats vindt, dit betekent de dood van een individu! Yin betekent van oudsher schaduwkant van de berg en yang zonkant van de berg. Op het lichaam lopen de yangmeridianen aan de zijde die door de zon beschenen wordt (de rugzijde en de bovenzijde van de armen en de yinmeridianen aan de schaduwkant (voorzijde en onderkant armen). Niets is volledig yin of yang. Yin wekt yang op en omgekeerd. Absoluut yang en absoluut yin bestaat dus niet.
“Yin en yang zijn de weg van hemel en aarde, principes en matrix van alle dingen, ouders van alle veranderingen, oorsprong van geboorte en dood...” Nei Jing Yang: mannelijk, positief hemel, mannelijk, energie, licht, warm, zomer,actief, zout. Yang doelt op alles wat actief is, expansief, bewegend, hard, licht, helder. Yang is het handelende. Yin: vrouwelijk, negatief aarde, vrouwelijk, materie, donker, koud, winter, passief, zoet. Yin doelt op alles wat negatief of passief is, traag, zacht, stoffelijk, zwaar, donker. Yin is het ontvangende. Yin en Yang worden gesymboliseerd door de “monade”. Dit is een cirkel met daarin twee golfbewegingen. In elke golfbeweging bevindt zich een rondje. De rondjes in de golfbewegingen mogen zich niet op de loodlijn bevinden, dat symboliseert stilstand en dus de dood. De monade moet daarom altijd getoond worden met de rondjes uit de aslijn, immers dat symboliseert leven, dynamiek.
23
De 5 Elementen. Men kan zich natuurlijk afvragen hoe de Chinezen aan het systeem van de vijf elementen (in het Chinees: “Wu Xing”) komen. Uiteraard zijn het metaforen, cryptische omschrijvingen van bepaalde fenomenen die zij waarschijnlijk zoals alle andere kennis opdeden uit observatie van de natuur. In eerste instantie waren de Chinese krijgsheren van ongeveer 500 v. Chr. vooral geïnteresseerd in hoe het volk beheerst kon worden. De controlecyclus werd ontwikkeld: hoe wordt een natuurlijk fenomeen beteugeld. Pas later kwam de voortbrengingscyclus in beeld: hoe brengt het ene fenomeen het andere voort. En weer een tijd later is de fasenleer geworden tot wat ze nu is: een verfijnd begrippenstelsel voor de interactie van alle fenomenen, van alles dat zich aan ons voordoet. Behalve de classificatie van alle natuurlijke fenomenen brengt deze leer ons dus ook de voortbrengingscyclus (shen) en de controlecyclus (kõ). De theorie van de 5 elementen is later ontstaan dan de yin en yang theorie en voegt er iets aan toe. De elementen zijn: aarde, metaal, water, hout en vuur. Ze vertegenwoordigen een meer gedetailleerde classificatie van yin en yang in verschillende vormen van qi, , beschreven door de eigenschappen van metaal, water, hout, vuur en aarde. Alle verschijnselen in de natuur werden ingedeeld bij een van de 5 groepen, die een bepaalde “beweging” of “kwaliteit van energie” aanduiden. We moeten opmerken dat het woord “element” in onze taal een enigszins vaste connotatie heeft die het in het Chinees niet heeft, vandaar dat de theorie vaak bekend is in de alternatieve vertaling van vijf transformaties of van vijf fasen. De elementen zelf zijn eigenlijk beschrijvingen van qi in verschillende stadia en veranderingsprocessen. Voor beoefenaars van shiatsu en andere oosterse geneeswijzen is het vijf-elementenmodel heel handig om mee te werken, daar het tastbaarder en dus beter te vatten is dan de soms vaag aandoende eigenschappen van yin en yang. Net als yin en yang ontstond de vijf-elementenopvatting van het universum door het observeren van de wisselwerking tussen de verschijnselen. De theorie van de vijf elementen kent twee aspecten; ten eerste het groeperen van dingen of verschijnselen met een gelijksoortige kwaliteit van energie tot correspondenties en ten tweede de energiestroom tussen de elementen en strak gedefinieerde volgorden of cycli. Een belangrijke aspect van de vijf-elemententheorie is de beschrijving van de manier waarop energie stroomt, samengevat in de scheppingscyclus (voedende of shen) en de beheersingscyclus (controlerende of ko). In de scheppingscyclus schept elk element het volgende, dus hout schept vuur dat aarde schept en zo verder de kring rond. De cyclus van de seizoenen is hier een goed voorbeeld van: in het voorjaar (tijd van houtenergie) stijgt de energie van de aarde omhoog en komt tot uitbarsting in de grote bedrijvigheid van de zomer (vuur), die zich vervolgens transformeert tot de nazomer (aardetijd). De nazomer rijpt tot de oogsttijd van de herfst (metaal) en dan rust de qi van de aarde en slaat zichzelf op tijdens de winter (tijd van waterenergie), voordat het hele proces in het voorjaar weer een aanvang neemt. De beheersingscyclus is de vijfpuntige ster, die laat zien hoe de elementen elkaar ook beperken om het anders oneindige sterker worden af te remmen. Weer kunnen we naar de natuur kijken om de mechanismen die
24 hier aan het werk zijn te verklaren: water dooft vuur, vuur smelt metaal, metaal hakt hout, hout (bomen) stabiliseert de aarde, aarde damt water in. Tabel van de vijf fasen met opsomming van de relaties. De opsomming is niet bedoeld volledig te zijn en/of inmutabel.
element
hout
voorjaar seizoen geboorte cyclus wind klimaat groen kleur oost richting tranen vloeistof schreeuwen stem ranzig geur woede emotie spieren/pezen weefsel ogen zintuig zuur smaak galblaas yangorgaan
yinorgaan
lever
tijdstip
01.00 – 03.00 23.00 - 01.00
vuur
aarde
metaal
water
zomer
nazomer
herfst
winter
groei
transformatie
oogst
opslag
hitte
vochtigheid
droogte
koude
rood
geel
wit
zwart/blauw
zuid
centraal
west
noord
zweet
speeksel
slijm
urine
lachen
zingen
huilen
kreunen
branderig
geurig
stinkend
rottend
vreugde
piekeren
verdriet
angst
bloed
lichaam
huid
beenderen
tong
mond
neus
oren
bitter
zoet
scherp
zout
dunne darm 3 voudige verwarmer hart pericardium 11.00 – 13.00 13.00 – 15.00 19.00 – 21.00 21.00 – 23.00
maag
dikke darm
blaas
milt
long
nier
03.00 – 05.00 05.00 – 07.00
17.00 – 19.00 15.00 – 17.00
09.00 – 11.00 07.00 – 09.00
Elke fase kan men opvatten als positieve, proces georiënteerde kaders, waarbij de “ideale” kenmerken van elk worden benadrukt. Deze ideale toestanden zijn slechts richtlijnen of doelen voor een evenwichtig en geïntegreerd functioneren. Ze weerspiegelen ook de relaties en interacties tussen de fasen. Toegepast op het gebied van het menselijk lichaam, de geest en de ziel kunnen de vijf elementen van onschatbare waarde zijn om precies vast te stellen waar en hoe de lichaams-qi uit balans is geraakt.
25
De Meridianen. Meridianen (Chinees: Jingluo / Japans: Keiraku).zijn de banen waardoor de energie zich in ons lichaam beweegt. Soms komen deze banen overeen met de loop van spieren of bloedvaten. Dit hoeft echter niet. Ze vormen een theoretische verbinding tussen de acupunctuur- of tsubopunten. Het is evenwel geen anatomische realiteit, dit in tegenstelling tot de acupunctuurpunten zelf. Een meridiaan is als het ware een wijze van verbanden leggen: waar wij verbanden of relaties zien, leggen de Chinezen verbindingen: meridianen. Het meridiaanstelsel bestaat uit 80 meridianen. Alle meridianen met elkaar vormen een netwerk de: “Jing Luo”. • “Jing” betekent: door geven of er doorheen gaan; • “Luo” betekent: iets dat verbindt, een net; • “Mai” betekent: een holle structuur waar iets door stroomt, een vat. De naam duidt op een samenhangend geheel, waarin iets stroomt, op een stelsel van kanalen en rivieren waarin materie (bloed) stroomt, om qi te vervoeren. Eigenlijk zouden we moeten spreken over de Jing Mai en de Luo Mai: respectievelijk de meridianen en kollateralen. De naam “meridiaan” is afkomstig van de Franse jezuïeten aan het keizerlijk hof in Beijing. Zij zagen “Tong Ren”, de bronzen man, een meer dan manshoge pop, waarop alle acupunctuurpunten staan, onderling verbonden door meridianen. Deze lijnen, die van onder de voet tot boven op de kruin liepen, vergeleken ze met de “meridiens”: de denkbeeldige lijnen die op de aardbol van noord- naar zuidpool lopen. De oorspronkelijke betekenis van het Chinese woord “Jing” was waterweg, beek, kanaal, later werd het draad. Jing staat ook voor boek, want dat wordt door draden bijeen gehouden (Nan Jing, Nei Jing). De Luo Mai zijn de transversale verbindingen in het meridiaansysteem. Jing Mai en Luo Mai zijn a.h.w. schering en inslag, waarbij de Jing Mai de hoofddraden zijn en de dwarsverbindingen door de Luo Mai gevormd worden, vandaar de benaming Jing Luo. De functie van meridianen is: • zorgen voor beweging in het lichaam (van bloed, gas, zuurstof, water e d ); • verbinden van ledematen en hoofd met de romp; • communicatie van binnen naar buiten en van boven naar beneden; • zorgen voor de regulering van organen. Er zijn twaalf hoofdmeridianen. Elke meridiaan is gerelateerd aan één van de 5 elementen. Bijvoorbeeld de hart meridiaan is gerelateerd aan het element vuur en de nier- en blaas meridiaan met water. Iedere meridianen heeft zijn basis in een orgaan en is hiernaar vernoemd. Een uitzondering is de 3-voudige verwarmer meridiaan. Deze correspondeert niet met een eigen
26 orgaan maar met bepaalde relaties tussen andere organen en de totale verdeling van energie over het lichaam. De werking van de energie die door een meridiaan loopt komt overeen met de functie van het betreffende orgaan. De dikke darm heeft bijvoorbeeld de functie van het afscheiden van afvalstoffen. Emotioneel heeft de dikke darm ook de functie van afscheid nemen en loslaten. Een verwoed verzamelaar kan last krijgen van constipatie. Ook zaken als een rouwproces, of het uitgeven van een groot geldbedrag kunnen effect hebben op de dikke darm als orgaan of spanning geven in het gebied van de meridiaan. Bijvoorbeeld gespannen kuiten of gevoelige plekken op de bovenkant van de arm net onder de elleboog. Hiervoor werd gezegd dat het meridiaanstelsel uit wel 80 meridianen bestaat. Dit zijn de meridianen die in de traditionele Chinese geneeskunde voorwerp zijn van behandeling. De 12 belangrijkste worden hierna in de matrix genoemd. Iedere meridiaan “bedient” een orgaan en is ernaar genoemd. We onderscheiden: Nederlands
Engels
Chinees
Acu-punten
Blaas / Bl Dikke darm / Di Dunne darm / Du Galblaas / Gb Hart / Ha Lever / Le Long / Lo Maag / Ma Milt / Mi Nier / Ni Pericardium / Pe of Kringloop meridiaan 3 Voudige verwarmer / 3V
Bladder / Bl Large intestine / Li Small intestine / Si Gall bladder / Gb Heart / Ht Liver / Li Lung / Lu Stomach / St Spleen / Sp Kidney / Ki Pericardium / P of Hart constrictor Triple heater / Th
Foot taiyang Hand yangming Hand taiyang Foot shaoyang Hand shaoyin Foot yueyin Hand taiyin Foot yangming Foot taiyin Foot shaoyin Hand yueyin
67 pt 20 pt 19 pt 44 pt 9 pt 14 pt 11 pt 45 pt 21 pt 27 pt 9 pt 23 pt
Conceptievat / Cv Gouverneurvat / Gv
Conception vessel / Cv Governing vessel / Gv
Hand shoayang of San jiao Ren-mai / Rn Du-mai / Du
24 pt 28 pt
De meridianen liggen symmetrisch aan beide zijden van het lichaam, dus 24 in totaal. Daar komen dan ook nog twee meridianen bij die niet aan een orgaan zijn gerelateerd, te weten: “Conceptievat” en “Gouverneurvat”. Deze meridianen liggen op de middellijn van het lichaam, het conceptievat aan de voorzijde en het gouverneurvat aan de achterzijde. Samen worden deze twee meridianen ook wel de embryonale kringloop genoemd, omdat het de enige meridianen zijn bij een foetus. Alles bij elkaar lopen er 26 hoofdmeridianen door ons lichaam.
27
De “Meridianen” en de “Actieve Punten”. Op de hierna volgende pagina’s zijn de kaarten van de 12 hoofdmeridianen en 2 niet aan organen gerelateerde meridianen opgenomen. Op de linkerpagina steeds een overzichtskaart en op de rechterpagina kaarten van de verschillende delen van het lichaam met de desbetreffende meridianen en actieve punten. Onderstaand tabel laat zien welke meridianen in verbinding staan met welke spieren en/of groepen van spieren. blaas
sacrospinalis, peroneus, tibialis.
dikke darm
hamstrings, quad lumborum, fascia lata, flexor digitorum, longus.
dunne darm
abdominals, quadriceps.
galblaas
anterior deltoid, politeus.
hart
subscapularis.
lever
rhomboids, pectoralis major sternal.
long
deltoids, diaphragm, anterior serratus, coracobrachialis.
maag
neck ext/flexors, levator scapulae, pectoralis major clavicular, bracioradialis, sterno-cleido-mastoid.
milt
trapezius, latissimus dorsi, oponens pollicis longus.
nier
upper trapezius, psoas, iliacus.
pericardium
gluteus maximus, gluteus med, piriformis, abductors, general pelvic.
3 voudige verwarmer
gastrocnemius, soleus, sartorius, gracilis, teres minor, flexor hallucis, longus.
28
29
Blaas / Bladder / Foot Taiyang.
30
31
Dikke Darm / Large Intestine (Colon) / Hand Yangming.
32
33
Dunne Darm / Small Intestine / Hand Taiyang.
34
35
Galblaas / Gall Bladder / Foot Shaoyang.
36
37
Hart / Heart / Hand Shaoyin.
38
39
Lever / Liver / Foot Yueyin.
40
41
Long / Lung / Hand Taiyin.
42
43
Maag / Stomach / Foot Yangming.
44
45
Milt / Spleen / Foot Taiyin.
46
47
Nier / Kidney / Foot Shaoyin.
48
49
Pericardium (Kringloop Meridiaan of Hart Constrictor) / Hand Yueyin.
50
51
3 Voudige Verwarmer / Triple Heater / Hand Shoayang.
52
53
Conceptie Vat / Conception Vessel / Ren-Mai.
54
55
Gouverneur Vat / Governing Vessel / Du-Mai.
56
Qi en de Westerse Wetenschap. Auteur Theo De Gelaen. Volgens Ted Kaptchuk in zijn boek “The Web that has no weaver” zou Qi het moment zijn waarop energie overgaat in materie en omgekeerd… Het is wellicht vergezocht om te veronderstellen dat de Chinezen 5000 jaar geleden reeds weet hadden van het gedrag van golven en deeltjes zoals wij die vandaag vanuit de Kwantumfysica kennen. Toch sluit hun verklaren van qi daar wonderwel bij aan. Het is precies dat wat zij als het fenomeen van qi bedoelen, de levensenergie, het allesomvattende, het begin en het einde van alle leven. Zoals we weten bestaat alles uit energie en is heel het universum eigenlijk één grote bol energie. Doch op een bepaald moment moet er ergens iets materieels ontstaan. Energie dient zich om te zetten in materie, het begin van een voor ons waarneembaar iets. Maar laten we eerste even stilstaan bij wat vandaag in het Westen bekend is als zijnde kwantumfysica. Ons lichaam bestaat uit organen, waarbij onze huid ook als een groot orgaan kan beschouwd worden. De organen bestaan op hun beurt uit cellen waar binnen een uit een dun vetlaagje bestaande celwand verschillende onderdelen huizen, waaronder ons dna, zijnde de drager van ons genetisch materiaal. Iedere stof bestaat uit wat men noemt moleculen, dat zijn de kleinste deeltjes van een stof die nog de eigenschappen bezitten van die stof. Een molecuul op zich echter bestaat uit atomen. Een begrip dat reeds in de 4e eeuw voor Christus door de Griekse filosoof Democritus gebruikt werd en dat “ondeelbaar” wil zeggen (a = on, tomas = delen). Toch was het pas in 1806 dat de Engelse wetenschapper Johnn Dalton het ging gebruiken om de chemische eigenschappen van elementen en hun verbindingen mee voor te stellen. Het was echter wachten op Einstein alvorens men daadwerkelijk in de wetenschap rekening ging houden met de atomen. Sindsdien weet men echter ook dat atomen niet zo ondeelbaar zijn en dat ze eigenlijk bestaan uit een atoomkern met daar rond zwevende elektronen. Het zijn die elektronen die als kleinste deeltjes beschouwd worden. Normaal is de kern van een atoom positief geladen en de elektronen negatief. De kern van een atoom blijkt echter op zijn beurt te zijn samengesteld uit protonen en als er evenveel protonen zijn als elektronen, dan is het atoom in evenwicht en heeft het geen elektrische lading. Verliest het atoom echter een elektron, dan zijn de protonen in de meerderheid en krijgt het atoom een positieve lading. Vanaf dan spreken we van een ion. Neemt het atoom een extra elektron op, dat spreken we van een negatief geladen ion.
57 Maar nog steeds zijn we niet aan ons kleinste deeltje, want blijkt nu dat ook een proton nog opdeelbaar te zijn, namelijk in drie quarksen per proton. Het zijn nu die quarksen die een zeer fascinerend gedrag vertonen. Omdat het deeltjes zijn van de kern van een atoom, spreekt men over een deeltje, dat wil zeggen iets dat een massa heeft en zich als het ware gedraagt zoals een biljartbal die overal tegenaan botst en ofwel iets anders wegketst of zelf weggeketst wordt. Maar wat gebeurt er als men een deeltje door twee spleten tegelijk wil laten gaan? In een test werd een lichtbron geplaatst tegenover een wand, met daartussen een scherm waarin zich twee evenwijdige spleten bevonden. Door het schijnen van het licht door de spleten ontstond een streepjespatroon op de wand. Als men het licht door slechts één spleet laat gaan, dan ontstaat er maar één streep aan de andere kant. Men zou dus kunnen veronderstellen dat wanneer men een deeltje zou afvuren, het door één van de twee spleten zou gaan en er zich tegen de wand slechts één streep zou aftekenen. Toen men in het experiment echter één enkel foton (het kleinste deeltje van licht) op de spleten afvuurde, ontstond er op de wand een streepjespatroon! Blijkbaar was het deeltje door beide spleten tegelijk gegaan. Iets wat niet kan voor een deeltje met de eigenschappen van een biljartbal. Daaruit kon men niets anders dan concluderen dat een deeltje zich zowel als een deeltje dan als een golf kan gedragen. Wat derhalve wil zeggen dat twee aan elkaar tegengestelde eigenschappen binnen eenzelfde systeem kunnen bestaan zonder elkaar op te heffen of te vernietigen. Dit verschijnsel noemt men complementariteit. En hoewel de Chinezen 5000 geleden naar alle waarschijnlijkheid niet die test met het foton uitgevoerd zullen hebben, waren zij toch al vertrouwd met complementariteit, al noemden zij dat dan het yin en yang principe… Hoe kwam men hier in het Westen aan de ontdekking van het kleinste deeltje dat men vandaag ook kwantum noemt? De oorsprong lag in de thermodynamica (beweging van warmte) en vooral bij de vaststelling, dat een warm lichaam altijd zijn warmte zal afgeven aan een kouder tot er een toestand van thermodynamisch evenwicht bereikt is. Warmte ontstaat door trillen van moleculen. Hoe sneller die trilling, hoe groter de warmte. Als jij op een stoel gaat zitten en die voelt koud aan, dan wil dat zeggen dat de moleculen van de stoel trager trillen dan die van jouw lichaam. Jouw lichaam zal zijn warmte afgeven aan de stoel die diens atomen sneller te laten trillen. Hierdoor verliezen jouw moleculen aan energie en gaan ze zelf ook trager trillen. Tot er een moment van evenwicht bereikt wordt en de moleculen van zowel jouw lichaam als deze van de stoet even snel trillen. Als jij opstaat en iemand die uit de koude komt, gaat direct op jouw stoel zitten, dan zal die hem als warm ervaren, gewoon omdat dan de moleculen van de stoel sneller trillen dan die van zijn lichaam en dan herhaalt het proces zich in de andere richting.
58 Dat principe werd voor het eerst gebruikt door de Brouwerszoon uit Manchester James Prescott Joule (1818-1889) die een machine bouwde die warmte energie omzette in mechanische energie. Hij stelde dat een bepaalde hoeveelheid warmte kan gelijkgesteld worden aan een bepaalde hoeveelheid mechanische arbeid. Vandaar dat toen iemand zei dat als warmte kan omgezet worden in arbeid, dan moet het ook een bepaalde hoeveelheid energie bevatten (energie betekent immers in het Grieks “bevatten van arbeid”). Qi in het lichaam kan men ervaren als een warm tintelend gevoelen, wat erop wijst dat de moleculen op een bepaalde frequentie trillen. Deze warmte kan door het lichaam worden omgezet in een mechanische energie hetgeen tot een bepaalde fysieke kracht kan leiden. Dat verklaart waarom een geoefende qi gong meester van op een afstand bepaalde dingen kan laten gebeuren. Wat verder wordt dit nog duidelijker. De vaststelling van overdracht van warmte energie heeft destijds geleid tot de eerste wet van de thermodynamica die zegt dat als er een bepaalde hoeveelheid energie op een bepaalde plaats verdwijnt, er elders binnen hetzelfde systeem een gelijke hoeveelheid energie moet optreden. Deze wet wordt dan ook die van het behoud van energie genoemd en werd voor het eerste gepostuleerd door Hermann van Helmholtz in 1847. Zij komt er dus op neer dat er nooit energie verloren gaat. In 1850 publiceerde Rudolf Clausius dat er in de thermodynamica nog een tweede principe gold, namelijk dat er altijd een verval van energie binnen een systeem plaatsvond, dat wil zeggen een hoeveelheid niet bruikbare warmte binnen een thermodynamisch proces. Hij was ook diegene die het begrip “entropie” introduceerde. Entropie wil zeggen “wanorde”. Volgens hem nam de entropie (dus de wanorde) van een systeem steeds toe als er warmte van een warmer naar een kouder lichaam stroomt. Het toppunt van entropie wordt bereikt bij een thermisch evenwicht, d.w.z. als alle lichamen binnen het systeem dezelfde temperatuur hebben. Dit komt erop neer dat door het proces van energie overdracht, de totale energie van een systeem afneemt zodat de wanorde toeneemt. Bij een koud, vast lichaam kan men stellen dat alle moleculen mooi geordend zijn. Als we de warmte doen toenemen dan zullen de moleculen wanordelijker door elkaar gaan bewegen en een minder sterke cohesie vertonen, zoals dat bij water het geval is. Nog verder verhit, in de richting van stoom zullen de moleculen naar een maximale wanorde gaan. Ook hier waren de Chinezen blijkbaar zeer vroeg van op de hoogte, want hun vijf elementen theorie verwijst daarnaar (hierover verder meer). Ludwich Boltzmann stelde in 1870 dat er een maat bestaat voor de graad van wanorde, namelijk de waarschijnlijkheid van een bepaald systeem, gedefinieerd als het aantal manieren waarop het uit een verzameling atomen kan worden samengesteld. Hij stelde dat een systeem zich zal verplaatsen van een minder waarschijnlijke naar een meer waarschijnlijke toestand onder invloed van warmte of mechanische trilling tot een evenwichtstoestand is bereikt. Het systeem zal dan zijn meest waarschijnlijke toestand bereikt hebben op het moment dat de entropie het hoogst is. Vanuit de thermodynamica weten we dus dat een warm lichaam steeds een bepaalde warmte straling (licht) zal afgeven, een straling van golven uit het elektromagnetische spectrum. Zelfs
59 een lichaam dat amper 5° warmer is dan het absolute nulpunt van –285° zal dus nog een straling hebben. Deze straling omvat een breed spectrum van frequenties. Uit metingen bleek dat de intensiteit van de straling sterk varieert met de frequentie van de straling. Hoe warmer, hoe hoger de frequentie van de straling. Een lauwe oven zal reeds een bepaalde straling uitzenden, doch wij kunnen die niet zien omdat haar frequentie niet deze bereikt van het voor onze ogen waarneembare, zijnde de straling van zichtbaar licht. Wordt de oven heter, dan zal hij op een bepaald ogenblik wel die frequentie bereiken en zien wij dat als het rood gloeien ervan. De waarneming van de rode kleur gebeurt bij 800° C, en dat onafhankelijk van wat zich in de oven bevindt. Of dat nu steenkool is, glas, aarde of metaal, dat maakt niet uit. Vroeger gebruikten de pottenbakkers deze wetenschap om de temperatuur van hun oven te meten. Het witte licht bereikt men bij een temperatuur van 1200° C. Dit werd de eerste wet op de thermodynamica, die zegt dat de totale energie in het heelal een constante is en van de ene vorm in de ander kan overgaan. Zo kan de warmte energie van brandend hout overgaan in stoomenergie, veroorzaakt door het water dat door het brandend hout opgewarmd werd. De stoom energie kan dan overgaan in mechanische door een turbine te laten draaien om een generator aan te drijven die elektrische energie produceert dat een diepvries aan de gang zet. De tweede hoofdwet van de thermodynamica zegt dat de entropie1 van een geïsoleerd systeem2 altijd toeneemt tot ze het toppunt heeft bereikt bij een thermisch evenwicht, dat wil zeggen als alle voorwerpen binnen hetzelfde systeem dezelfde temperatuur hebben. Als een lichaam wordt opgewarmd, zal het volgens deze wetten zijn warmte willen afgeven, hetgeen het zal doen door straling. Volgens de Engelse klassieke natuurkundigen Lord Rayleigh3 en Sir James Jeans4 zou een heet voorwerp, zoals een ster in oneindige mate energie moeten uitstralen omdat ze volgens de toen geldende wetten gelijkmatig in alle frequenties van elektromagnetische golven (van radiogolven tot röntgenstralen) dient uit te zenden. Omdat het aantal golven per seconde onbegrensd is, wil dat zeggen dat de totale hoeveelheid uitgestraalde energie oneindig zou zijn. De stelling van Rayleigh en Jeans bleken wel te kloppen voor de lage frequentie, maar zorgden bij de hogere frequenties voor de zogenaamde ultravioletcatastrofe. Als zij gelijk hebben zou het warme lichaam steeds tot extreme temperaturen energie uitstralen zodat zelfs voor een open haardvuur zitten een gevaarlijke onderneming vormt. Iedereen weet echter dat zulks niet het geval is, dus moest er een oplossing gevonden worden voor de stelling van de klassieke natuurkundigen. Maar als een lichaam warmte uitstraalt in alle frequenties van het spectrum, gaat het dan niet op een bepaald ogenblik al zijn energie opgebruiken? Dat was een probleem dat indertijd de fysici bezig hield en ook wel de ultravioletcatastrofe genoemd werd.
1
Nieuw begrip door Clausius ingevoerd als definitie van de warmte die van het ene voorwerp overgebracht wordt in het andere. Volgens Deepak Chopra in zijn boek “Leef-tijd” is dat de universele neiging van orde om te vervallen in chaos en ontstond het bij het begin van de oerknal. Het zou dus gaan om een kosmische kracht die alle andere vormen van energie omvat. 2 Het heelal is het ultieme geïsoleerde systeem. 3 (1842-1919) 4 (1877-1946)
60 Op 19 oktober 1900 kwam Max Planck5 met een formule op de proppen E=fh waarin E de energie is van een lichtgolf, f haar frequentie en h een constante6 . Hierdoor kon hij de berekeningen laten kloppen met de waarnemingen. Hij had de correcte formule gevonden. Om de waarschijnlijkheid van alle mogelijkheden te onderzoeken maakte hij h steeds kleiner. Hij ging dus steeds kleinere pakketjes gebruiken. Als hij echter de energiepakketjes tot nul deed afnemen verloor de vergelijking. Liet hij ze niet tot nul komen dan klopte de formule. Hieruit besloot hij dat licht en gelijk welke andere golven niet willekeurig werden uitgezonden maar steeds in pakketjes van een bepaalde grootte die hij kwanta noemde. Ieder kwantum zou een bepaalde hoeveelheid energie hebben die groter is naarmate de frequentie van de golven groter is. Daardoor zou bij een zekere frequentie die hoog genoeg is, het wegzenden van één kwantum meer energie vergen dan beschikbaar is. Zodoende zou de hoeveelheid uitgezonden straling bij hogere frequentie verminderen waardoor de mate waarin het lichaam energie verliest eindig is. De oplossing voor de ultravioletcatastrofe én het begin van de kwantumtheorie! In 1899 had de Duitse natuurkundige Philipp Lenard ontdekt dat wanneer een metalen oppervlakte beschenen wordt met monochromatisch licht (dat is licht dat uit slechts één golflengte bestaat), dit als gevolg had dat er elektronen van de oppervlak weggeschoten werden. Wat hierbij belangrijk was, was dat de hoeveelheid kinetische energie die de elektronen meekrijgen, geheel onafhankelijk is van de intensiteit van het gebruikte licht. Dat was in tegenspraak met de geldende kinetische wetten van Newton die zeggen dat, hoe intenser de lichtstraal zou zijn, hoe energierijker de elektronen zouden moeten zijn. Omdat volgens de Newtoniaanse benadering het effect van het licht vergeleken zou worden met het effect van golven van de zee op keien op het strand. Blijkbaar gingen de wetten van Newton hier niet op. Alweer zat de klassieke fysica met een probleem. Wanneer er tussen de uitzendende metalen plaat en de ontvanger een negatief geladen rooster geplaatst wordt, zal dit remmend werken op de kracht van de emissie. Elektronen zijn immers negatief geladen en worden dus afgestoten door een negatief voltage. Bij een voltage Vo verdwijnt de foto-elektrische stroom volledige. Dat wil zeggen dat een elektron die de ontvanger bereikt minstens een energie van qVo moet hebben gehad, waarbij q de lading is van het elektron. In 1905 kwam Einstein tot een opvallende conclusie. Hij stelde vast dat het makkelijk was om de afname van de entropie te meten van monochromatische straling als die wordt samengeperst tot een klein subvolume. En dat leek verdacht veel op dezelfde entropie afname die optreedt bij een volumevermindering van een ideaal gas dat uit deeltjes bestaat… Zijn hypothese was dat binnen de hoge frequenties straling zich thermodynamisch gedraagt alsof het uit wederzijds onafhankelijke energiekwanta bestaat met een grootte van kBf. (B = beta, een constante). Met andere woorden als lichtdeeltjes. Omdat B echter overeenkomt met de constante van Planck besloot hij die te elimineren en kwam alzo tot de conclusie dat de vergelijking voor de 5
Zeer conservatief lid van de Pruisische academie, promoveerde in 1879. Constante van Planck genoemd. In 1901 werd die voor het eerst bekend gemaakt. Het is een zeer klein getal; h=0,000 000 000 000 000 000 000 000 006 626. 6
61 energie van straling gelijk is aan het aantal deeltjes maal de hoeveelheid HF (E=NHF) waaruit blijkt dat HF het kwantum van straling is. Wat betekent dat alle elektromagnetische stralen en lichtstralen zich in energiebundels ter grootte van HF voortplanten. Hierdoor kon hij het fenomeen van de elektronen emissie verklaren. Als we aannemen dat de lichtbundel uit energiekwanta (fotonen) bestaat ter grootte van HF, dan zullen die energiekwanta door de oppervlaktelaag van het metaal dringen. Hun energie wordt dan deels omgezet in kinetische energie van de elektronen, waarvan sommigen worden uitgezonden. We kunnen dus aannemen dat een lichtkwantum zijn volledige energie hf overdraagt aan het elektron dat op zijn beurt een deel van de energie verliest wanneer het de oppervlakte bereikt. Voordat het elektron de oppervlakte bereikt moet het een bepaalde arbeid P verrichten, afhankelijk van het soort metaal. De elektronen die zich het dichtst bij de oppervlakte bevinden zullen het metaal met de grootste snelheid verlaten omdat zij het minste energie nodig hebben om los te geraken. De kinetische energie is dan FH (de energie van het instralende foton) – P (de arbeidsenergie nodig om los te komen). Als de plaat onder een spanning Vo moet worden gezet om de elektronenuitstraling volledig te stoppen dan is de elektronenlading q: QVo = HF-P De waarneming dat de elektronenenergie niet correleert met de lichtintensiteit kon worden verklaard, aangezien elke interactie tussen foton en elektron leidt tot een energieoverdracht van telkens dezelfde grootte. De stralingsintensiteit correspondeert met het aantal fotonen en daarmee met de omvang van de elektronenstroom, maar niet met de drempelwaarde Vo die door de frequentie wordt bepaald. Het volledig remmende potentiaal Vo is dus een lineaire functie van de frequentie van het invallend licht. Robert A. Millikan bewees dat in de periode tussen 1912 en 1917, hoewel dik tegen zijn zin omdat hij een fervent aanhanger was van de klassieke fysica en eigenlijk wou bewijzen dat Einstein ongelijk had. De deeltje/golf dualiteit werd er eens te meer door duidelijk gesteld. In diezelfde periode kwam Einstein ook tot zijn beroemde relativiteitstheorie met de formule E=mc2 en hiermede de relatie aangaf tussen energie (E) en de massa (m) van een deeltje, vermenigvuldigt met de lichtsnelheid c in het kwadraat. Hieruit volgt ook de conclusie dat niets wat een massa heeft zich sneller kan voortplanten dan de snelheid van het licht. Iets wat aan onze normale, gangbare snelheden weinig invloed heeft, doch wanneer we eenmaal de snelheid van het licht benaderen, wordt dat wel belangrijk. Immers aan die snelheid wordt de massa zo groot dat het haast een oneindige hoeveelheid energie zou vergen om nog verdere versnelling mogelijk te maken. Wat er ook uit volgt is dat een voorwerp zonder massa, niet door deze beperking gebonden is. Dat komt later opnieuw ter sprake. Wat zijn de eigenschappen van een golf? Als je een touw gestrekt houdt, dan kan je daarmee een eenvoudige golfbeweging tot stand brengen. Als nu langs dat touw van de twee kanten een golf opgewekt wordt, dan zullen beide golven elkaar op een bepaald punt, meestal in het midden, ontmoeten. De golven overlappen elkaar, iets wat men superpositie noemt, of ook wel dat de golven in fase zijn. Hierbij is de amplitude van de totale golf gelijk aan de som van de twee golven. Dit verschijnsel doet zich niet voor bij deeltjes.
62 Als die twee golven echter een tegengestelde polariteit hebben dan zullen de beide golven elkaar opheffen. In dit geval zijn de golven in tegenfase. Wanneer de golven elkaar opvolgen in een regelmatig patroon dan spreken we van periodieke golven, zoals watergolven, geluidsgolven en lichtgolven periodieke golven zijn. De snelheid van een golf (v), de golflengte (L) en de frequentie (f), verhouden zich tot elkaar als v=fL. Wat logisch kan worden afgeleid uit het gegeven dat de frequentie het aantal trillingen per seconde is en L de golflengte. Wanneer twee golven die identiek zijn elkaar met precies een halve golflengte ontmoeten en dus in tegenfase zijn, zal er een destructieve interferentie optreden. Wat in het geval van licht voor zwarte vlekken zal zorgen. Gebeurt de scheiding over precies een hele golflengte dan zal er constructieve interferentie optreden en vindt er maximale versterking plaats, zodat er bij licht, heldere vlekken verschijnen. Als golven langs de rand van een hindernis komen, dan zullen ze afbuigen, wat men diffractatie noemt. Ook dit zal interferentiepatronen veroorzaken. Dit gebeurt wanneer het licht van een ster ons bereikt en daarvoor langs de maan moet. Dan zullen wij de ster op een andere plaats zien dan waar ze eigenlijk staat. Wanneer we licht sturen vanuit een puntbron en we laten het gaan door een smalle ronde opening van dezelfde grootte als de golflengte dan zal er diffractie aan de randen plaatsvinden en treedt er interferentie op, zodanig dat het licht zich in afwisselende heldere en donkere cirkels zal voortplanten. Een duidelijk bewijs van het golfkarakter van licht. Iets waar de 19e eeuwse klassieke fysici rotsvast van overtuigd waren, evenals Isaac Newton. Toch had reeds in zijn tijd de Nederlandse natuurkundige Christiaan Huygens (1629-1695) beweerd dat licht bestond uit kleine deeltjes (corpusculi, zoals hij dat noemde). En het was Einstein die in 1905 opnieuw dat idee boven water haalde om het foto-elektrische effect te verklaren. In 1909 kwam hij voor het eerst tot het inzicht dat licht eigenlijk een combinatie was zowel de golf- als de deeltjes theorie. En dat in een tijd dat eigenlijk nog niemand geloofde in fotonen. Maar ook hij schrok toen in 1923 prins Louis de Broglie de opzienbarende stelling lanceerde dat deeltjes een golfkarakter bezitten. In zijn proefschrift schreef hij: “Ik ben ervan overtuigd dat de golf/deeltjesdualiteit die Einstein heeft gebruikt in zijn lichttheorie (foto-elektrisch effect) universeel is en geldig voor alle materie. Ik ben er zeker van dat de voortplanting van een golf geassocieerd is met de beweging van elk willekeurig deeltje, foton, elektron, proton of ieder ander….” Sindsdien zochten verschillende gerenommeerde wetenschappers zoals Schrödinger, Max Born en Heisenberg naar een verklaring van de golf/deeltjes dualiteit, waarbij zij vooral trachten aan te tonen dat een deeltje een golf eigenschap in zich draagt en omgekeerd. Pas in 1925 kwam Paul Dirac, een Engelse wiskundige met de nieuwe benadering die de transformatietheorie genoemd werd en waarbij licht kon gezien worden als een deeltje of als een golf en dus dat er ergens een moment van transformatie van het ene naar het andere moet zijn.
63 Hiermede komen we dus al aardig in de buurt van de omschrijving van qi door Kaptchuk. Het heeft in ieder geval het wetenschappelijke denken dramatisch verandert, met name dat ieder deeltje zich het ene moment als een golf kan gedragen en het andere moment als een deeltje. Dirac voorspelde ook voor het eerst het bestaan van positief geladen elektronen, dus antielektronen of positronen. Dit is de aanwijzing van het bestaan van zoiets als antimaterie, deeltjes met dezelfde massa en spin als gewone materie, maar met een tegenovergestelde elektrische lading. In 1933 werd die voorspelling geverifieerd en juist bevonden door Carl Anderson in een nevelvat in Caltech. In 1927 kwam Heisenberg opnieuw met een belangrijke ontdekking op de proppen die hem wereldberoemd zou maken met het naar hem genoemde onzekerheidsprincipe. Om de tot dan geldende fysische wetten te kunnen gebruiken is het belangrijk dat men een bepaalde variabelen exact kan meten. Om bijvoorbeeld te kunnen voorspellen waar een bepaald deeltje zich op een bepaald moment in de toekomst zal bevinden is het noodzakelijk om zijn exacte positie nu te kunnen bepalen en tegelijkertijd zijn impuls, dat is de richting en de snelheid waarmee het zich beweegt. Heisenberg toonde echter aan dat de exacte plaats van een sub-atomair deeltje niet kan bepaald worden, tenzij men onzeker is over de impuls en omgekeerd. Als men de juiste locatie van een sub-atomair deeltje wil bepalen dan kan dat alleen door het te “belichten” om het te kunnen zien. Daartoe moeten we er een straal op schijnen dat aanzienlijk kleiner is dan het voorwerp dat we willen zien. Voor een elektron wil dat zeggen dat we een golflengte moeten nemen die kleiner is dan die van het ultraviolette licht, aangezien de diameter van het hele waterstofatoom slechts een fractie is van de golflengte van het zichtbare licht. Om dit probleem op te lossen maakte Heisenberg gebruik van gammastralen met een zeer korte golflengte, doch met een aanzienlijke impuls. Hij vuurde dus fotonen af op het te lokaliseren elektron, doch de botsing tussen die beiden deed het elektron “verspringen”. Dus alleen al door het elektron te willen zien, beïnvloeden we zijn plaats. Het bleek dus onmogelijk om tegelijk zowel de locatie als de impuls te meten. Om de impuls te meten gebruikt men immers een grotere golflengte waarin het impuls valt. Hierdoor kunnen we de locatie alleen bij benadering bepalen. Heisenberg kwam daardoor tot de conclusie dat de onzekerheid in een gelijktijdige meting van impuls en positie van een deeltje is altijd groter dan een bepaalde waarde; bij benadering gelijk aan de constante van Max Planck. De conclusie van Heisenberg had niet alleen strikt wetenschappelijke consequenties. Filosofisch had het ook zo zijn repercussie. Eind van de 18e eeuw poneerde de Franse filosoof Simon de Laplace de stelling van het determinisme: Als we op een gegeven ogenblik de positie en de bewegingen van alle deeltjes van het universum zouden kennen, dan kunnen we hun gedrag op ieder ander tijdstip in het verleden of de toekomst bepalen. Hij ging zelfs zo ver om te beweren dat we op die manier zelfs het gedrag van de mens zouden kunnen voorspellen. Maar zoals bleek werd hij door de feiten en met name het onzekerheidsprincipe van Heisenberg tegengesproken, het determinisme is er compleet mee in tegenstelling.
64 Bohr ging hierop verder door in 1927 door zijn complementariteit. Zijn visie zegt: hoewel golfen deeltjesgedrag van een voorwerp elkaar wederzijds uitsluiten, zijn beiden nodig voor een volledig begrip van de eigenschappen van het voorwerp. Een klassieke fysicus zou daarop zeggen dat als twee beschrijvingen elkaar wederzijds uitsluiten, moet er minstens één ervan onjuist zijn. Een kwantum fysicus zegt daarop: of een voorwerp zich als een deeltje gedraagt of als een golf, hangt af van de keuze van het apparaat waarmee je ernaar kijkt. Einstein had het echter zeer moeilijk met het onzekerheidsprincipe van Heisenberg en de conclusies van Bohr. Als godsdienstig man sprak hij zijn beroemde woorden: “God dobbelt niet”. Hij liet dan ook geen gelegenheid voorbij gaan om Bohr uit te dagen en de onjuistheid van zijn stelling aan te tonen. Een van deze aanvallen ging over het kwantumprincipe dat een deeltje pas een bepaalde waarde krijgt op het ogenblik dat het wordt gemeten. Hij stelde: Het is mogelijk om een paar deeltjes, bijv. elektronen, in een toestand te brengen waarbij de spin van beide complementair is en elkaar opheft. Stel dat beide deeltjes A en B zich uit elkaar bewegen en dat de spin van A vervolgens wordt gemeten. Deze blijkt dan een positieve spin te bezitten. Aangezien de totale spin van beide elektronen samen nul is, moet deeltje B een negatieve waarde bezitten. In de klassieke fysica is dat geen probleem omdat we er maar moeten vanuit gaan dat deeltje B reeds van bij het begin een negatieve spin bezat. Maar volgens het kwantum principe krijgt de spin van A slechts zijn waarde op het moment dat het gemeten wordt. Op datzelfde moment moet dat een onmiddellijk effect hebben op B. D.w.z. dat die op dat ogenblik de tegenovergestelde spin moet krijgen. Deze bizarre situatie vereist een actie op afstand of een communicatie die sneller gaat dan het licht. Beiden zouden volgens Einstein onmogelijk zijn omdat ze in tegenspraak is met zijn eigen wet. Volgens hem kon het niet dat als twee systemen geïsoleerd zijn van elkaar, dat een meting aan de ene een verandering in de andere tot gevolg zou hebben. Hij had het over het principe van onafhankelijkheid. Maar, zei Bohr, die onafhankelijkheid is niet toegestaan omdat alles deel uitmaakt van eenzelfde systeem. De kwantummechanica laat geen scheiding toe tussen de waarnemer en hetgeen dat wordt waargenomen. Zowel de twee elektronen, als de waarnemer behoren tot hetzelfde systeem. Dertig jaar later werd door de fysicus uit Belfast John S. Bell en later door nog anderen aangetoond dat ondanks plaatselijkheid van verschijnselen, onze wereld verbonden is door een onzichtbare realiteit die zonder bemiddeling plaatsvindt en communicatie toestaat die sneller is dan het licht, zelfs direct. De interacties volgens de non-lokale realiteit: • nemen niet af met de afstand; • kunnen direct zijn (sneller dan de lichtsnelheid); • bepaalde plaatsen kunnen zonder ruimteoverschrijding met elkaar verbonden zijn.
65 Deze principes doen ons natuurlijk direct denken aan de fenomenen van qi, maar ook aan voodoo rituelen en zelfs buitenzintuiglijke waarneming. Vandaag gaan de kwantumfysici uit van de onderlinge uitwisselbaarheid tussen energie en materie. Een deeltje kan met andere woorden overgaan in een golf en omgekeerd kan een energie golf plots een deeltje worden. Terwijl dus toch blijkbaar over hetzelfde kwantum spreken. Wetenschappers zijn er weliswaar nog steeds niet in geslaagd om kunstmatig de overgang van een deeltje in een golf in het laboratorium na te bootsen, doch hebben het reeds in werkelijkheid kunnen waarnemen, bijv. in een nevelkamer in een experimentele nucleaire installatie. Zo zal een kosmische straal, een zeer energetisch lichtfoton, een afdruk nalaten op een film, wanneer ze langsheen een zware atoomkern gaat. Hierbij gaat het foton over in een deeltje en een antideeltje, die elkaars spiegelbeeld zijn. Energie zet zich hier letterlijk om in materie. Anderzijds, wanneer een deeltje en een antideeltje elkaar ontmoeten, vernietigen ze elkaar zodat materie opgaat in energie. Op het moment van het samenkomen, komt er immers een enorme energie vrij. Op het ogenblik dat energie zich omzet in materie, zal het foton (zijnde een hoeveelheid elektromagnetische energie of licht) vertragen en een deeltje worden. Daardoor verkrijgt het de eigenschappen die aan een vaste stof (= massa) toegeschreven worden, maar tegelijk bewaard het toch nog enkele eigenschappen die op golven lijken, hoewel die laatsten verborgen blijven en alleen bij bepaalde experimenten, zoals bij een elektronenmicroscoop waar bundels elektronen worden behandeld als bundels fotonen. Eenvoudig gesteld kunnen we zeggen dat een brok licht vertraagd is en bevroren. Dit deeltje bevroren licht kan worden gezien als een miniatuur interferentiestructuur of een microkosmisch energieveld dat een oneindig kleine ruimte beslaat. Zo zien we de macroscopische illusie van hardheid wegsmelten als men gaat graven in de sub-atomaire wereld van de elementaire deeltjes fysica. Als we daarbij dan nog eens beseffen dat het atoom zelf nog voor het grootste gedeelte uit lege ruimte bestaat. De minuscule deeltjes die deze ruimte opvullen zijn in feite bevroren brokjes licht. Op het microscopisch niveau is alle materie bevroren licht. Het hele omzettingsproces van energie naar materie zouden we kunnen zien als de omzetting van een appel in een sinaasappel. Of misschien meer toepasselijk, het omzetten van een verandering in de toestand van een of andere primaire substantie zoals vast ijs dat vaporiseert tot stoom of stoomwater dat opnieuw bevriest tot ijs. Of zoals we verder nog zullen zien, de overgangen beschreven in de vijf elementenleer van de Chinezen. Materie is opgebouwd uit zeer complexe, oneindig kleine, doeltreffend samengebrachte energievelden. De combinaties worden beheerst door diverse natuurwetten, waarvan deze van Newton, slechts een klein onderdeel zijn. We kunnen hier probleemloos spreken van velden binnen velden. Bij levende organismen kan men het patroon van het fysieke lichaam zien als een complexe energetische
66 interferentiestructuur, grondig doordrongen door het organiserende bio-energetische veld van het etherische lichaam (zie verder). Materie is dus een gespecialiseerd energieveld. In feite is de vaste aard van materie slechts een waanbeeld van de zintuigen, of zoals Einstein het al zei: alles is illusie. In het perspectief van het nieuwe wetenschappelijke denken wordt materie beschreven als een stof die bestaat uit deeltjes die zelf punten bevroren licht zijn. Daarom kunnen we ook het functioneren van ons lichaam op een heel andere manier bekijken. Namelijk als een continuïteit tussen ons fysieke systeem en de hogere energiesystemen. Deze subtiele energiesystemen spelen een grote rol in het functioneren van het menselijke lichaam. Ons fysieke systeem is alles behalve een gesloten systeem, maar slechts één van de vele systemen die zich samen in een dynamisch evenwicht bevinden. Al deze systemen zijn in dezelfde ruimte fysiek boven op elkaar geplaatst. De hogere energiesystemen, onze subtiele lichamen bestaan in feite uit materie met frequentiekarakteristieken die verschillen van die van het fysieke lichaam. Omdat materie in feite bevroren licht is, is het waarschijnlijk dat materie bepaalde frequentiekenmerken heeft, zodat het verschil tussen fysieke en etherische materie eigenlijk alleen een verschil in frequentie is. In de natuurkunde is het een gekend gegeven dat energieën van verschillende frequentie naast elkaar binnen dezelfde ruimte kunnen bestaan zonder elkaar te vernietigen. Hetgeen we in onze directe omgeving kunnen vaststellen aan de hand van de grote hoeveelheid elektromagnetische golven die wij zelf produceren, zoals radio en TV golven, GSM golven, enz… Onophoudelijk worden wij hierdoor gebombardeerd. Die golven gaan zelfs door lichamen en huizen. Al deze elektromagnetische energie is voor ons onzichtbaar en onhoorbaar omdat zij buiten het waarnemingsveld van onze zintuigen vallen, doch door middel van een TV of radiotoestel kunnen wij ze zicht- en hoorbaar maken. Als wij de TV aanzetten dan zien wij de beelden van zender 1 niet door die van zender 2 omdat zij op een andere frequentie uitzenden. Omdat ze een andere frequentie hebben kunnen ze in dezelfde ruimte naast elkaar bestaan zonder elkaar te storen. Dit principe is niet zonder consequenties voor materie van verschillende frequenties. Ten gevolge van hun eigen frequenties kunnen zowel fysieke als etherische lichamen tezamen bestaan in dezelfde ruimte. De energiematrijs van het etherische lichaam, ofwel de mal van het holografische energieveld is boven de structuur van het fysieke raamwerk geplaatst. Lichamen met hogere frequenties zijn met elkaar verbonden en in dynamische evenwicht met het fysieke lichaam. Het etherische lichaam vertoont veel overeenkomst met het fysieke lichaam waarboven het zich bevindt. Het etherische lichaam geeft de informatie aan het fysieke lichaam waardoor dat weet in welke richting het zijn cellen moet doen groeien. Het fysieke lichaam kan dus niet bestaan zonder het etherische. Wanneer het etherische veld vervormd geraakt, dan zal dat leiden tot fysieke aandoeningen. Anders gezegd: vele ziekten beginnen in het etherische lichaam voor ze zich als zodanig in het fysieke manifesteren.
67
Elementen van het Lichaam. Auteur Theo De Gelaen. Ons lichaam bestaat volgens de Chinese geneeswijze uit verschillende elementen. De harmonie daartussen bepaalt onze gezondheid. Qi. Zie tekst over qi en de Westerse wetenschap. Bloed. De belangrijkste functie is voortdurend te circuleren in het lichaam en het gezond te houden, te voeden en tot op zekere hoogte de verschillende lichaamsdelen te bevochtigen. Bloed stroomt door de bloedvaten maar ook door de meridianen. De Chinese geneeskunde maakt immers geen onderscheid tussen deze beiden. Zoals het zich weinig zorgen maakt om waar alles exact gelokaliseerd is. Bloed is een yin vloeistof. Bloed ontstaat door transformatie van voedsel. Nadat voedsel in de maag is gerijpt, distilleert de milt er een bijzonder fijne en zuivere essentie uit. De milt-qi stuurt dit naar de longen. Tijdens deze opwaartse beweging maakt het voedende qi een begin met het omzetten van deze essentie in bloed, een verandering die voltooid is als de longen bereikt worden. Daar wordt het gemengd met de heldere essentie uit de lucht, waarna dit mengsel bloed produceert. Het hart qi zal dit door het lichaam stuwen. Hart, lever en milt hebben een bijzondere relatie met het bloed. Het hart regeert over het bloed omdat het voor de circulatie ervan zorgt. De lever bewaart het bloed, omdat het ervoor zorgt dat er minder bloed is wanneer het lichaam rust. De milt beheerst het bloed, omdat het ervoor zorgt dat het binnen de bloedvaten blijft. Bloed en qi zijn van elkaar gescheiden, doch zijn onderling verbonden. Qi zorgt ervoor dat bloed ontstaat, circuleert en op zijn plaats blijft. Bloed voedt de organen die qi produceren en reguleren. Zodoende hebben zij een yin-yang relatie. Qi is de bevelhebber van het bloed, Bloed is de moeder van qi.
68 Jing. Jing kan men vertalen als essentie, de stof die aan de grondslag ligt van al het organische leven. Prenataal jing erven we van onze ouders, de bevruchting is immers het samenvoegen van hun beider jing. Ieder heeft een uniek jing dat onze groeipatroon bepaalt. De hoeveelheid staat vast bij de geboorte en bepaalt constitutie en lichaamsbouw, samen met oorspronkelijke qi. Later doen we het postnatale jing op, wat ontstaat uit de gezuiverde delen van het opgenomen voedsel. Het voegt voortdurend levenskracht toe aan de prenatale jing. De voornaamste functie van het jing is het bepalen van de veranderingen in het lichaam gedurende de groei. Het is de stof die het hele lichaam bezield en de mogelijkheid beidt tot ontwikkeling. Shen. Staat voor de “geest” en bezieling. Het is de substantie die uniek is voor het leven. Zonder geest blijft alleen “dode” materie over die zelf op termijn zal verschrompelen. Jing is het leven, qi is de activiteit en shen is de levenskracht achter qi en jing. Het menselijke bewustzijn duidt op de aanwezigheid van shen, net zoals bewegingen aangeven dat er qi is en instinctmatige processen aangeven dat er jing is. Shen bepaalt de persoonlijkheid, het denkvermogen, het onderscheidingsvermogen en de besluitvaardigheid. Shen is het bewustzijn dat onze ogen uitstralen wanneer we werkelijk wakker zijn. Shen kent dezelfde oorsprong als het jing. Ieder ouderpaar draagt bij tot het ontstaan van het shen van het kind, doch het wordt eveneens verder aangevuld tijdens het leven na de geboorte. Naast de bezieling is er eveneens een materieel aspect aan shen. Het is een fundamentele substantie van het menselijke lichaam en is daarbuiten van geen enkel belang voor de geneeskunde. Het vormt samen met de ingewanden, de botten en de spieren, één geheel. Vloeistoffen. Vloeistoffen zijn alle lichaamsvochten met uitzondering van bloed: tranen, zweet, urine, maagsappen. Jin-Ye in het Chinees, waarbij Jin slaat op het heldere, lichte vocht en Ye op het zware vocht. Vloeistoffen zijn eveneens fundamentele substanties doch zijn minder verfijnd, essentieel of krachtig dan qi, bloed, jing en shen. Hun taak is het om het lichaam vochtig te houden en voedsel te bieden aan haar, huid, cellen, openingen, hersenen, botten en spieren, e.d.
69 Vloeistoffen ontstaan uit opgenomen voedsel en worden geabsorbeerd en gereguleerd door het qi van de verschillende organen, in het bijzonder de nieren. Vloeistoffen zijn afhankelijk van qi en qi is afhankelijk van vloeistoffen. Bloed en vloeistoffen zorgen samen voor het vochtgehalte van het lichaam, al is bloed krachtiger, dieper en voller. Vloeistoffen zijn yin substanties. De Organen. Vijf yin organen:
hart, longen, milt, lever en nieren en pericardium (alle doorstroomorganen: liggen meer in de diepte en zijn doorgaans van groter belang in de medische praktijk).
Kenmerk van de yin organen is dat deze gevuld zijn met bloed. Alleen de long is hierop een uitzondering, maar wordt wel omgeven door bloed om de zuurstof aan af te geven. De yin organen zijn van vitaal belang voor het lichaam. Zwakte van de yin organen is vaak levensbedreigend. Hart. Heerst over bloed en bloedvaten. Reguleert de bloedcirculatie. Hart, bloed en bloedvaten zijn betrokken bij één gemeenschappelijke functie en leveren een regelmatige polsslag als ze in voldoende mate en normaal aanwezig zijn. Het Hart bewaart het Shen, of heerst erover zoals men wel eens zegt. Bij een goede hartfunctie reageert het individu op juiste wijze op zijn omgeving. Pericard. Is het buitenste beschermende laagje rond het hart. Het kan niet gescheiden worden van het hart en wordt beschouwd als het zesde yin orgaan. Het beschermt het hart tegen externe schadelijke invloeden. De Longen. Vormen het deksel op de borstholte. Omdat dit het yin orgaan is dat het makkelijkst aangetast wordt door externe schadelijke invloeden, wordt het ook wel het tere orgaan genoemd. De longen bewegen zich dalend en circulerend. De longen beheersen qi, wat inhoudt dat ze de ademhaling regelen en in zekere zin het qi van het ganse lichaam beheersen. In de longen komen het qi van buiten het lichaam en dat van binnen het lichaam bij elkaar. Ze nemen het natuurlijke lucht qi op en sturen het naar beneden (dalend). Dit noemen we inademen.
70 Uitademen slaat dan op het verspreiden van het qi door het lichaam en het verwijderen van de onzuivere lucht. De longen bewegen en regelen de water kanalen. Zij vervullen een rol bij het in beweging brengen en transformeren van water in het lichaam. Dalend doen ze dat door condensatie van waterdamp en dat naar de nieren te sturen, verspreidend door het waterdamp te laten circuleren in het lichaam en het rond te sturen. De longen regelen het uiterlijke van het lichaam. Glans van de longen is zichtbaar in de glans van het lichaamshaar. De longen regelen de transpiratie, de vochtigheidsgraad van de huid en daardoor de bescherming tegen externe schadelijke invloeden. De Milt. Beheerst de transformatie en het transport. Voor de Chinezen een orgaan van fundamenteel belang. De milt onttrekt zuiver voedende extracten aan het verteerde voedsel en transformeert deze tot qi en bloed. Hij wordt het fundament van het postnataal bestaan genoemd omdat de milt verantwoordelijk is voor voldoende bloed en qi in het lichaam. Milt qi is verantwoordelijk voor het omhoog zenden van graan-qi (qi ontstaan uit het voedsel) naar de longen waar qi en bloed samensmelten. De milt is ook betrokken bij het transformeren en circuleren van het water in het lichaam. De milt heerst over het bloed. Hij helpt niet alleen bij de aanmaak maar is ook de heerser van het bloed. Hij helpt het bloed om in de juiste banen te blijven stromen. Disharmonie manifesteert zich door bloed in de ontlasting, blauwe plekken en dergelijke. De milt beheerst de spieren, het vlees en de vier ledematen. De Lever. De lever is verantwoordelijk voor het vloeiend bewegen van de substanties van het lichaam en voor de regelmaat van de lichamelijke activiteiten. De lever stuurt qi en bloed naar alle richtingen door het lichaam. Het is de generaal omdat die waakt over evenwicht en harmonie van alle bewegingen. De lever is een gevoelig orgaan voor vastzitten en stagnatie. De vloeiende gang van qi door het lichaam is afhankelijk van de stromende en verspreidende eigenschappen van de lever, evenals elke activiteit die van qi afhangt. Wanneer de lever stagneert, valt hij de milt en de maag aan en verstoort de spijsvertering.
71 De lever beheerst de galafscheiding die nodig is voor de spijsvertering. Als hij zijn verspreidende werking niet vervult raakt de galproductie van slag met bv geelzucht voor gevolg. De lever brengt de emoties in evenwicht. De lever bewaart het bloed en reguleert het. Als iemand in beweging is stroomt het bloed naar de meridianen, wanneer iemand in rust is, stroomt het bloed naar de lever. De lever regelt dus hoeveel bloed er in het lichaam komt. De lever beheerst de pezen en is zichtbaar in de nagels. De Nieren. Zij bewaren het jing, regelen geboorte ontwikkeling en rijping. Jing is de substantie die het dichts bij het leven staat, de bron van leven. Jing brengt het leven voort. De nieren bieden onderdak aan het jing. Zij bevatten de structuur voor het bestaan van alle organen.Yin en yang, de levenskrachten van ieder orgaan zijn afhankelijk van het yin en yang van de nieren. Zij zijn de wortel van ieder leven. De nieren beheersen het water. De longen zorgen voor de beweging en regulering van de waterkanalen en maken damp vloeibaar, de milt brengt het zuivere omhoog maar de nieren zijn de basis waarop dit hele proces van transformeren en in beweging brengen van het water berust. De nieren beheersen de beenderen. De nieren regelen de invloed van qi. Zij zijn de wortel en de fundamenten van qi. Een juiste ademhaling is afhankelijk van de nieren. De nieren zorgen ervoor dat natuurlijke lucht qi zeer diep doordringt. Zes yang organen:
galblaas, maag, dunne darm, dikke darm, blaas en drievoudige verwarmer (holle organen: liggen meer aan de oppervlakte).
Kenmerk van de yang organen is dat deze afwisselend vol en leeg zijn. Ze spelen een belangrijke rol in de spijsvertering. Als een yang orgaan operatief wordt verwijderd is dit niet direct levensbedreigend. Hun hoofdtaak bestaat uit het opnemen van voedsel en daaruit de bruikbare delen te absorberen en het overtollige door te sturen en af te scheiden. Hebben op minder directe wijze te maken met de fundamentele substanties dan de yin organen. Zij worden meer in verband gebracht met de uitwendige aspecten. Hiermee duidt men dan meer op de uiteindelijke betekenis van het orgaan dan op zijn eigenlijke plaats in het lichaam. Zo worden de belangrijke yin organen als meer inwendig beschouwd dan de yang organen die minder belangrijk zijn. De Galblaas. Verzorgt de opslag en de afvoer van gal, een bittere donkere, geelgroene stof die voortdurend door het overschot aan qi van de lever wordt geproduceerd. De galblaas stuurt gal naar beneden, waar het in de twaalfvingerige darm stroomt en helpt bij de spijsvertering.
72 De lever die het gal produceert en de gal die het tijdelijk opslaat en afvoert, zijn van elkaar afhankelijk. Iedere storing waardoor de lever zijn vloeiende en verspreidende taak niet kan uitoefenen, zal de galafscheiding beïnvloeden. De galblaas oefent invloed uit op de besluitvorming. Boosheid en overhaaste beslissingen zijn een gevolg van te veel galblaas qi besluitloosheid en verlegenheid van een tekort. De Maag. Verantwoordelijk voor het ontvangen en verwerken van het opgenomen voedsel en vocht, als onderdeel van het spijsverteringsproces. Hij wordt de zee van voedsel en vocht genoemd. Voedsel begint zijn ontbinding in de maag. Vandaar gaat het zuivere gedeelte naar de milt die het omzet tot ruwe materie die de basis zal vormen van qi en bloed. Het troebele gedeelte gaat naar de dunne darm om daar verder verteerd te worden. De activiteiten van maag en milt staan in nauw verband met elkaar. De milt regelt het stijgen en de maag het dalen. Dunne Darm. Regelt het proces waarin het troebele van het zuivere wordt gescheiden. Het ontvangt het deel dat door de maag nog niet geheel is verteerd. Het zuivere wordt aan de dunne darm onttrokken en naar de milt gestuurd, het troebele gaat verder naar de dikke darm. Het opgenomen onzuivere vocht gaat rechtstreeks naar de nieren en wordt via de blaas afgevoerd. Dikke Darm. Zorgt ervoor dat de troebele voedselresten en het vocht verder naar beneden bewegen en onttrekt er water en zouten aan. Hierdoor dikt de ontlasting in en ontstaat de faeces. Blaas. Ontvangt de urine en voert haar af. Urine ontstaat in de nieren, uit het troebel vocht dat de longen, de dunne darm en de dikke darm is gepasseerd. Dat blaas en nieren elkaar aanvullen is van praktisch belang en gebaseerd op het feit dat ze elkaar aanvullen. Drievoudige Verwarmer. Heeft wel een naam, maar geen vorm.
73 Is een functionele verbinding tussen de verschillende organen die het water reguleren, de longen, de milt, de nieren, maar ook de dunne en de dikke darm en de blaas. Vuur is nodig om het water te beheersen. De drievoudige verwarmer duidt op vuur en vervult dus een beheersende rol. De bovenste verwarmer is een nevel, doordringend en corresponderend met het verdampte water in de longen. Omvat het hoofd en de borst, inclusief hart en longen. Beheerst het respiratoire deel van het lichaam. De middelste is een schuim, verwijzend naar de verterende werking van maag en milt. Omvat het gedeelte van de borst boven de navel, waaronder de milt en de maag Beheerst het digestieve aspect De onderste is een moeras en heeft betrekking op de nieren, de dikke darm, de dunne darm en de blaas. Omvat het gedeelte vanaf de navel, waaronder lever en nieren. Beheert het excretieve aspect Gemengde organen: hersenen, merg, botten, bloedvaten, baarmoeder en galblaas (zowel yang, omdat de galblaas betrokken is bij de afbraak van onzuiver voedsel, als gemengd orgaan omdat hij als enige van de yang organen een zuivere stof, gal, bevat). Ieder yin orgaan is gekoppeld aan een yang orgaan die een gelijksoortige functie heeft. • Long / dikke darm: loslaten en opnemen. • Milt / maag: opslag. • Nier / blaas: zuivering. • Hart / dunne darm: kwaliteit van het bloed. • Lever / galblaas: verdelen energie.
74
75
Het Meridiaansysteem. Auteur Theo de Gelaen. Hoewel de Chinezen reeds meer dan vijf duizend jaar geleden het systeem van meridianen ontdekten, maakt dat slechts sinds kort onderdeel uit van Westers wetenschappelijk onderzoek. Het meridiaan systeem is een stelsel van kanalen langs dewelke onze diverse organen van energie (qi) voorzien worden. De meridianen worden daarom ook genoemd naar het orgaan dat ze bedienen: hartmeridiaan, maagmeridiaan en dergelijke. Met uitzondering van de meridianen als de hartverwarmer en de drievoudige verwarmer. Tot nog toe ging men ervan uit dat meridianen denkbeeldige lijnen waren die punten op het lichaam met elkaar verbonden, zogenaamde acupunctuur punten. Punten waarvan de Chinezen vijfduizend jaar geleden al wisten dat als je er met een naald in prikte, zij konden helpen om bepaalde kwalen te verhelpen. Omdat acupunctuur zeer accuraat bleek te zijn bij het bestrijden van pijn, was dat ook het eerste punt waarom de Westerse medische wereld er belangstelling voor kreeg. De Westerse benadering van pijn schiet immers schromelijk te kort, of heeft heel wat nadelen, denken we maar aan de morfine verslavingen die massaal voorkwamen bij ex-Vietnamsoldaten, maar ook bij andere mensen die een vorm van verdoving ondergingen met opiaten en morfines.
76
Pijnbestrijding met acupunctuur is veel effectiever en kent die nadelen niet. Toch is het meridiaansysteem tot veel meer in staat dan alleen bestrijding van pijn. Door het meridiaansysteem dat uit twaalf paren meridianen bestaat, vloeit de onzichtbare, subtiele, levenbrengende energie - qi. Die qi komt ons lichaam binnen via de acupunctuur punten, die men kan zien als zijnde de toegangspoorten tot de hogere vormen van energie in onze etherische en andere lichamen. Qi komt echter ook voor uit voedsel (graan-qi), uit de lucht (zuurstof-qi) en van onze voorouders en ouders (oer-qi). De longen zorgen voor de mengeling van deze verschillende vormen van qi, om er één qi van te maken die dan door de meridianen door het lichaam naar de plaats van bestemming gezonden wordt.. Geen denkbeeldig systeem. En dat het geen denkbeeldig systeem is, bewijzen de onderzoeken van de Koreaanse professor Kim Bong Han in de jaren zestig. Kim deed onderzoek naar de anatomische aard van het meridiaan systeem bij dieren. Hiertoe injecteerde hij bijvoorbeeld bij konijnen de radioactieve stof P32, zijnde een isotoop van fosfor, in een acupunctuurpunt en volgde dan de opname van de stof door het omringende weefsel. Dankzij de micro-autoradiografie merkte hij dat de stof actief werd opgenomen langs een fijn buizensysteem van kanaaltjes die tussen de 0,5 en 1,5 micron diameter hadden. Dit buizensysteem volgde het pad van de klassieke acupunctuurmeridianen. In de directe omgeving van de meridianen of langs het injectiepunt waren de gemeten concentraties P32 te verwaarlozen. Werd de stof bijvoorbeeld bewust in een dichtbij gelegen ader gespoten, dan kon ze weinig of niet opgespoord worden in het meridiaancomplex. Waaruit we dus zouden mogen concluderen dat het meridiaansysteem in ieder geval onafhankelijk is van het vatenstelsel. Nog recentere studies van de Fransman Pierre de Vernejoul en anderen hebben de vaststellingen van prof. Kim bevestigd bij de mens. Hierbij werd radioactief technetium 99m in de acupunctuurpunten van de patiënt ingespoten en door middel van een gammacamera werd de opname van het isotoop gevolgd. Hierbij werd vastgesteld dat het technitium een afstand aflegde van 30 centimeter in 4 tot 6 minuten tijd via de paden van de klassieke acupunctuur. Het was onmogelijk om dezelfde resultaten te bereiken door de isotoop op een willekeurig plaats op het lichaam te injecteren, zoals bijvoorbeeld de huid of een bloedvat of dergelijke.
77 Meridianen volgen dus een uniek en afzonderlijk morfologisch pad. Uit prof. Kim’s onderzoek bleek ook dat het buizensysteem van de meridianen uit twee niveau’s bestaat. Er is een oppervlakte systeem en een dieptesysteem, dat op zijn beurt bestond uit nog een aantal subsystemen. Kim noemde het eerste diepe meridiaansysteem het interne-kanalensysteem. Deze buisjes werden aangetroffen in de bloedvaten en in de lymfevaten, waar ze zich vrij bewogen en op punten van in- en uitgang door de vaatwanden gingen. Het vocht in deze interne kanalen stroomt over het algemeen in dezelfde richting als de bloed- en lymfestroom van het vat waarin ze werden aangetroffen. Doch onder bepaalde omstandigheden kon dat ook de tegenovergestelde richting zijn. Dat laatste gegeven, met name dat interne kanalen door de vaatwanden gaan met een stroom vocht dat in tegengestelde richting gaat dan dat van het dragende vat, doet veronderstellen dat de formatie van deze kanalen anders is en misschien zelfs dat het eerder heeft plaatsgevonden. Met andere woorden dat de vorming van de meridianen in het embryo eerder plaatsvindt dan de slagaderen, aderen en lymfevaten. De meridianen zouden daarbij dan kunnen dienen als een ruimtelijke gids voor de groei en de ontwikkeling van het nieuw te vormen netwerk van bloedsomloop en lymfestelsel. Naarmate de bloedvaten zich ontwikkelen, groeiden ze om de meridianen heen, waardoor het eruitziet alsof de meridianen het vatenstelsel binnendringen en weer verlaten. Een tweede serie buisjes werd aangeduid met de benaming intra-externe-kanaalsysteem. Dat werd aangetrokken langs de oppervlakte van de interne organen en blijken een netwerk te vormen dat geheel onafhankelijk is van het bloedvaten-, lymfevaten- en zenuwstel. Een derde reeks kreeg de naam externe-kanaalsysteem en werd aangetroffen aan de buitenzijde van de wanden van bloedvaten en lymfevaten. Deze kanalen worden ook gevonden in huidlagen en worden daar het oppervlakkige kanaalsysteem genoemd. Het is dit oppervlaktesysteem wat het meest bekend is bij de klassieke acupuncturisten. Dan is er nog een vierde serie die bekend staat als het neurale-kanaalsysteem en is verdeeld over zowel het centrale- als het perifere zenuwstelsel. Toch kwam prof. Kim tot de eindconclusie dat al deze kanaalsystemen met elkaar in verbinding staan via de koppeling van de eindkanalen van de verschillende systemen, zodat de continuïteit van het systeem verzekerd wordt. De koppelingen tussen de systemen vertonen veel gelijkenis met de koppeling tussen aderen en slagaderen op niveau van het capillaire weefsel. Het is daarbij interessant dat prof. Kim ontdekte dat de eindkanalen het weefsel van de celkernen bereiken. Hij trof speciale, kleine lichaampjes aan en het lijkt erop dat deze lichaampjes in het oppervlakkige-kanalensysteem zich onder de klassieke acupunctuur punten en meridianen van het menselijke lichaam liggen en daarmee overeenkomen.
78 Vocht uit deze buisjes bleek hoge concentraties dna, rna, aminozuren, hyaluronzuur, zestien soorten vrije nucleotiden, adrenaline, corticosteroïde, estrogeen en andere hormonale substanties te bevatten in hoeveelheden die sterk afwijken van die welke gewoonlijk in de bloedstroom worden aangetroffen. De concentratie adrenaline in het meridiaanvocht was tweemaal die van de bloedstroom. In een acupunctuurpunt werd tien keer het gehalte aan adrenaline van het bloed aangetroffen. De aanwezigheid van hormonen en adrenaline in het vocht van de kanaaltjes veronderstelt zonder enige twijfel een koppeling tussen het meridiaansysteem en de endocriene klieren in het lichaam. Kim kwam tot de ontdekking dat eindkanalen van het dieper gelegen meridianensysteem eveneens reiken tot in het weefsel van de celkernen, wat de genetische regelcentra van de cellen zijn. Gezien de aanwezigheid van nucleïnezuren en hormonen als corticosteroïden en oestrogeen in het vocht van het meridiaansysteem, lijkt het dat er belangrijke verbanden bestaan tussen het acupunctuur-meridianensysteem en het endocriene regelsysteem van de mens. Het belang van een permanente meridiaanstroom naar organen. Om aan te tonen dat het belangrijk is dat er een voortdurende meridiaanstroom naar de organen plaatsvindt, deed prof. Kim volgend experiment: • Hij sneed bij een kikker de meridiaan naar de lever door en bestudeerde de daarop volgende microscopische veranderingen in het weefsel van de lever. • Kort na het doorsnijden werden de levercellen vergroot en werd het celplasma zeer troebel. • Binnen drie dagen trad er door de gehele lever een ernstige degeneratie van de bloedvaten op. Herhaling van deze experimenten bevestigden de uitkomst. Verandering in neurale reflexen. Kim bestudeerde ook deze veranderingen als de meridiaankanaaltjes van de zenuwen werden doorgesneden. Binnen dertig minuten nadat de perineurale kanaaltjes waren doorgesneden, werd de reflextijd met meer dan 500 procent verlengd en deze situatie bleef met niet meer dan een te veronachtzamen fluctuatie 48 uren bestaan. Deze studies bevestigen de theorie van de klassieke Chinese acupunctuur die zegt dat de meridianen een gespecialiseerde voedingsstroom naar de lichaamsorganen verzorgen. Koppelingen met alle celkernen in het weefsel. Op grond van vele experimenten kwam prof. Kim tot de conclusie dat het meridiaansysteem niet alleen binnen het eigen systeem koppelingen kent, maar in verbinding staat met alle celkernen in het weefsel.
79 Om het stadium van de embryogenese te traceren waarin deze koppeling werd gevormd, begon Kim bij verschillende soorten te bestuderen in welke periode deze meridianen werden gevormd. In embryologische studies kwam hij tot de ontdekking dat in het embryo van een kuiken, de meridiaankanaaltjes gevormd werden binnen de 15 uur na de conceptie. Dat is bijzonder interessant, omdat zelfs de meest rudimentaire organen op dat ogenblik nog niet gevormd zijn. Omdat dus de ruimtelijke oriëntatie van het acupunctuur-meridianensysteem in een eerdere fase voltooid is dan deze waarin de organen worden gevormd, kunnen we veronderstellen dat het functioneren van het meridiaansysteem invloed uitoefent op de beweging en de ruimtelijke oriëntatie van de interne organen. Omdat de meridianen in verbinding staan met het genetische regelcentrum van elke cel, zou het ook een belangrijke rol kunnen spelen bij de reproductie en de differentiatie (= specialisatie) van alle lichaamsdelen. Dit is een belangrijke vaststelling die zeker past in het onderzoek naar de energetische ontwikkeling van de mens. Het werk van prof. Kim wijst erop dat een bepaalde soort informatie stroomt via de meridianen naar de dna regelcentra van de cellen, dat resulteert in een extra aanpassing van het embryonale ontwikkelingsproces. Omdat de meridianen binnen het embryo ruimtelijk worden georganiseerd voordat de organen en cellen hun definitieve positie in het lichaam innemen, wijst dit erop dat het meridiaansysteem een soort tussentijdse wegenkaart is die een informatieve leidraad biedt voor de zich ontwikkelende cellen van het lichaam. Het lijkt er dus sterk op dat het stelsel van meridianen een soort overgang vormt tussen het fysieke en het etherische lichaam. Het is in ieder geval de eerste vastgestelde koppeling tussen het etherische en het zich ontwikkelende fysieke lichaam. Zodat de georganiseerde energetische structuur van het etherische lichaam aan de ontwikkeling van het fysieke lichaam voorafgaat en daar richting aangeeft. De vertaling van etherische veranderingen in fysiek cellulaire gebeurt zowel in gezondheid als in ziekte. Wat trouwens bevestigd wordt in de onderzoeken van dr. Shafica Karagulla met helderziende diagnose. Hierbij was duidelijk dat disfunctionele veranderingen in het etherische lichaam zich duidelijk manifesteerden in het fysieke lichaam. We zouden dus kunnen stellen dat het meridiaansysteem de fysiek-etherische interface is waarbij bio-energetische informatie en qi van het etherische lichaam gaan naar het cellulaire niveau van het fysieke lichaam. Elektrolytisch vochtsysteem. Het meridiaansysteem is niet alleen een fysiek systeem van buisjes die hormonen en nucleotiden vervoeren naar de celkernen, maar het is ook een speciaal soort elektrolytisch vochtsysteem dat bepaalde soorten energie (qi) geleidt van de externe omgeving naar de dieper gelegen organen.
80 Metingen van de elektrische huidweerstand in en rond de acupunctuurpunten ondersteunen de stelling als zouden bepaalde soorten energie via de acupunctuurpunten van het oppervlaktesysteem wordt doorgegeven. Kwantitatieve metingen van verschillende onderzoekers hebben uitgewezen dat de elektrische weerstand op de acupunctuurpunten met bijna een factor 20 zakt. Het is bekend dat energie de weg van de minste weerstand zoekt. Water dat het grootste gedeelte van het menselijke lichaam uitmaakt, is bovendien een zeer goed geleider, niet alleen van elektrische energie, maar ook van subtiele. Dat acupunctuurpunten over specifieke elektrische kenmerken beschikken werd tevens bevestigd door studies met Kirlian fotografie (aura-fotografie). Doch, nog belangrijker is het feit dat elektrografische onderzoekers als Dimitrecu met behulp van elektronografisch aftasten van het onderlichaam hebben vastgesteld dat wijzigingen in de helderheid van de acupunctuurpunten, uren, dagen, tot zelfs weken voorafgaan aan veranderingen tengevolge van fysieke ziekte in het lichaam. Wat overeenstemt met de veronderstelling dat veranderingen in de etherische structuur voorafgaan aan de pathologische veranderingen ten gevolge van ziekte in het fysieke lichaam. Wat de Chinese theorie ondersteunt dat ziekte het gevolg is van een energetische onbalans in de meridianen die de qi naar de organen voert. Het ongeschonden houden van zowel het etherisch als het fysieke lichaam evenals het in evenwicht houden van het energiesysteem is derhalve van essentieel belang voor het in stand houden van de gezondheid van het organisme. De meridianen bevatten niet alleen de sleutel tot de therapeutische weg van interventie bij ziekte, maar ook tot het opsporen van ziekte in een vroeg stadium. Acupunctuur en de Chinese visie op genezen. Acupunctuur is tegelijk de oudste en meest geheimzinnig vorm van genezen die therapeutisch in gebruik is. In de Nei Jing, het Interne boek van de Gele Keizer dat tussen 2697 en 2696 voor Chr. werd geschreven tijdens de regering van Keizer Huang Ti, staat de oudste tekst over acupunctuur. Het geraakte echter in onbruik nadat het in 1884 door keizer Toa-Kuang verboden werd voor toepassing op de leden van de keizerlijke familie. Alleen de zogenaamde “blote-voeten dokters” pasten het nog toe op de gewone man. Tot Mao Tse Tung tijdens de lange mars van 1934 - 1935 tot de vaststelling kwam dat het een ideale methode was om op grote schaal toe te passen. Dank zij acupunctuur kon de gezondheid van zijn enorme leger op peil gehouden worden, zelfs in de meest slecht omstandigheden. Het leek hem dan ook de oplossing om gezondheid te brengen bij de gewone mensen tijdens zijn culturele revolutie. Het kostte niet veel en kon op grote schaal aangewend worden en men was er niet voor afhankelijk van de intelligentsia.
81 Acupunctuur was dan ook een belangrijke stap in de wedergeboorte van een nieuwe China. Het was echter pas in 1927 dat acupunctuur zijn introductie maakte in Amerika. Aanvankelijk bleek het daar echter alleen ingang te vinden als een middel voor pijnbestrijding. Om de werking van acupunctuur te begrijpen moet men echter inzicht verwerven in het meridiaansysteem en de achterliggende visie van de Chinezen op de relatie tussen de mens en het universum. Zij zien de mens als een microkosmos binnen de universele macrokosmos. Het begrip energie of qi speelt daarbij een sleutelrol. Het is een unieke energetische materie die vanuit de omgeving het lichaam instroomt. Het is een energie met zowel kenmerken van voeding als die van cellulaire opbouw die belangrijker is dan de energetische bijdrage van opgenomen voedsel en lucht. De Hindoes noemen het prana. De oorsprong van deze subtiele energie uit de omgeving kan gedeeltelijk liggen in de zonnestraling buiten het erkende elektromagnetische venster van zichtbaar licht. Als mens worden wij voortdurend gebaad in de ongeziene straling van een rijkgeschakeerde vibratie omgeving, van de normale radio en TV frequenties tot de meer subtiele aspecten van zonne-energie. Wij leven in resonantie met al deze energieën en worden er ontegensprekelijk door beïnvloedt. Aangezien veel oude culturen de zon aanbaden kunnen wij ons afvragen of zij toen al geen weet hadden van de subtiel energetische invloed van qi of prana. De acupunctuurpunten zijn volgens de Chinezen de toegangspoorten langs waar de subtiele energie qi ons lichaam binnendringt.. Yin en Yang. Als we van energie spreken, dan kunnen we niet buiten de polariteit ervan. In het Westen drukt men dat uit onder de vorm van positief en negatie, plus en min. In het Oosten zal men dan spreken over Yang en Yin. Letterlijk vertaald betekent Yang, zonnezijde van de berg. Het is dus het positieve, het licht, de warmte, het mannelijke. Men omschrijft het ook als “dat wat geeft”. In thermodynamische termen kan men dan stellen dat de energie zal vloeien van warm naar koud, dus van yang naar yin. Yin betekent de schaduwzijde van de berg en slaat dus op het negatieve, het donker, het koude, het vrouwelijke, dat wat ontvangt. Let wel, negatieve wordt hier niet gebruikt in de zin zoals we dat in het Westen meestal zien, het slechte, het valse, maar in de zuiver energetische zin van yin als tegenpool voor yang, als ander uiterste van de polariteit. Ook bij elektriciteit is er een negatieve en een positieve pool, maar dat wil nog niet zeggen dat het negatieve slecht is. Als het slecht zou zijn, dan zouden we het willen uitschakelen, wegnemen of vernietigen. Maar als we dat zouden doen, dan zouden we geen elektrische stroom meer hebben en dus ook geen energie meer. Dat zou de dood betekenen. Met andere woorden yang kan niet zonder yin en omgekeerd. De plus kan niet zonder de min. De dag bestond niet als de nacht er niet was en de man was niets zonder de vrouw. Yin en yang zijn voorbeeld van twee tegengestelde die, hoewel ze elkaar zouden kunnen vernietigen of opheffen zoals een deeltje en een antideeltje, ze dat toch niet doen
82 en in tegendeel elkaar ondersteunen en aanvullen. Het perfecte evenwicht bereiken we als yin en yang beiden even sterk zijn. Doch het is een dynamisch evenwicht. Het is voortdurend in beweging. Dan weer is yang sterker dan yin, maar iets daarna verandert de verhouding weer. De cyclus wordt perfect weergegeven in het symbool van de yin/yang monade die volgens de overlevering ontstond toen mensen observeerden in een Chinese provincie hoe twee rivieren samenkwamen (deze rivieren bestaan vandaag niet meer). De ene had zuiver, helder water en de andere troebel, een okergelige zandkleur. Op de plaatswaar ze samenkwamen weigerden hun beider wateren zich te vermengen zodat ze rond elkaar bleven draaien en zo het yin/yang symbool vormden. De yin/yang verhouding is tevens een mooi voorbeeld van de deeltje/golf dualiteit in de kwantumfysica. Een voorbeeld van hoe tegengestelde krachten binnen dezelfde ruimte kunnen bestaan zonder elkaar op te heffen. Dat laatste wil ook zeggen dat het ene zich ook steeds in het andere bevindt. Het deeltje heeft golfeigenschappen en de golf kan zich als een deeltje gedragen, zoals een foton. In iedere man zitten ook vrouwelijke eigenschappen, enz… Het symbool voor yin en yang is de “monade”. In de monade wordt dat geïllustreerd door een bolletje in het zwarte vak en een bolletje in een ander deel. Bij de afbeelding van de monade is het daarom belangrijk om er zorg voor te dragen dat de beide bolletjes zich nooit op de loodlijn bevinden. Dat zou het symbool van de dood zijn, het zou immers betekenen dat de monade stil staat , een statisch evenwicht. Dat kan niet, de monade moet steeds in beweging zijn om het leven te symboliseren. Daarom moeten de bolletjes steeds uit de as staan, want alleen dat kan erop wijzen dat de monade in beweging is. De complementariteit van yin/yang is ook terug te vinden in de werking van de beide hersenhelften van de mens. De rechterhersenhelft werkt heel verschillend van de linker. Zij werkt diffuus, meer emotioneel, huisvest het ruimtelijke inzicht, het artistieke, intuïtieve, niet-lineaire. De rechterhelft heeft vooral oog voor het esthetische. De linker daarentegen is meer begaan met logisch, analytisch denken, het verbale, het lineaire. Het valt op dat vooral de linkerhersenhelft in onze Westerse cultuur als belangrijker wordt beschouwd dan de rechter. Iemand met een verbale handicap zal bij ons maatschappelijk meer benadeeld zijn dan iemand die zijn creatief denken verloren is. Daarom zal een verzekeringsmaatschappij minder uitbetalen voor schade aan de rechterhelft dan aan de linker. Toch is de ene niet beter dan de andere en hebben we ze allebei nodig, tenminste als we een evenwichtig en holistische beeld willen vormen van onszelf en het ons omringende universum. Yin en yang en de gezondheid. Voor de Chinezen is gezondheid van lichaam, verstand en geest het gevolg van een perfect evenwicht tussen yin en yang. Bij ziekte zullen zij dan diagnostiseren waar er een verstoring van
83 dat evenwicht heeft plaats gevonden en waarom. Als de oorzaak kan weggenomen worden, dan zal het evenwicht terug keren en daarmee ook de gezondheid. Doch zelfs al kent men de oorzaak niet of kan ze niet zomaar weggenomen worden, toch kan men iets doen aan de gezondheid door zelf bewust het evenwicht proberen te herstellen, bijvoorbeeld door een dieet of door qi gong oefeningen, maar ook door acupunctuur en zijn variant shiatsu. Dat laatste doet hetzelfde als acupunctuur maar in plaats van in het acupunctuurpunt te prikken met een naald, zal men die plaats masseren met de vinger. Energetisch niet-functioneren op het fysieke niveau kan zijn weerslag vinden in een gebrek aan evenwicht tussen de paren meridianen in het lichaam. Voor elk orgaan bestaat er een stroom energie door twee stel meridianen. Het fundamentele yin/yang concept vindt zijn weerslag in de gelijke stroom energie qi door de rechter en de linkermeridiaan in het lichaam. Dit grondbeginsel onderstreept de noodzaak van evenwicht in de polariteit van de energie, die wordt toegevoerd aan de diverse orgaansystemen. Onbalans in de stroom meridianenenergie leidt vervolgens tot ziekte van het orgaan. Onbalans van energie op het mentale niveau druppelt door naar de lagere toonladders van de astrale en etherische energie en wordt uiteindelijk kenbaar op het fysieke niveau via de koppeling tussen het etherische en het fysiek vlak. De meridianen verspreiden de subtiele magnetische energie van qi, waardoor het onderhoud en de organisatie van de fysiek/cellulaire structuur van de organen wordt verzorgd. Hoewel de subtiele energie qi moeilijk te meten valt, bestaat er een indirect bewijs van een soort elektromagnetisch energiecircuit waar de meridianen en de acupunctuurpunten deel van uitmaken. De acupunctuurpunten langs de oppervlaktemeridianen in de huid geven unieke elektrische eigenschappen te zien. Hun elektrische weerstand is tien keer lager dan die van de omringende huid. De waarde van deze weerstand, gemeten met een speciale elektrische gelijkstroomversterker, laat zien dat de elektrische parameters van de acupunctuurpunten verschillen in functie van de fysiologische en emotionele veranderingen in het organisme. Russische onderzoekers hebben aangetoond dat verschillende stadia van bewustzijn, zoals slaap en hypnose kunnen leiden tot kenmerkende verandering in het elektrische geleidingsvermogen van de acupunctuurpunten. Ook ziekten produceren kenmerkende verstoringen van het elektrische vermogen van de acupunctuurpunten op bepaalde meridianen. Deze verschuivingen zijn zeer belangrijk voor de diagnostiek, zodat ziekte kan worden opgespoord met behulp van apparatuur waarmee men de veranderingen van energie in de meridianen kan meten. De meridianen kunnen worden gezien als elektrische circuits die de acupunctuurpunten aan de oppervlakte verbindt met de dieper gelegen organen. Zodat het essentieel is voor de gezondheid dat er steeds voldoende energie in de circuits aanwezig is en dat deze in evenwicht is.
84
85 Er is een karakteristieke ritmische stroming van qi door de twaalf meridianen. Het is een cyclische stroom die de natuurlijke biologische ritmes weerspiegelt. Cycli die trouwens zeer goed gedefinieerd zijn in het Chinese gezondheidssysteem. Hiervoor gebruiken de Chinezen een metafoor waarbij ze de cycli omschrijven als verschillende elementen, vijf in het totaal. Alle energie en materie worden aan deze elementen zijnde aarde, metaal, water, vuur en hout, verbonden. Er zijn twee fundamentele cycli, namelijk de voortbrengende en de vernietigende of controlerende cyclus. Beiden geven ze de wisselwerking weer tussen de elementen en de organen die ze vertegenwoordigen. De voortbrengende cyclus is : hout dat verbrandt produceert vuur. De as van het verbrandde hout valt neer op aarde in vorm van metaal. Metaalhoudend erts wordt in de aarde gevonden. Metaal produceert dus water. Bij minerale afzettingen wordt dikwijls de oorsprong van stromend water gevonden. Water brengt op zijn beurt hout voort omdat water de bomen doet groeien. En dan begint de cyclus hout – vuur – aarde – metaal – water opnieuw. Al deze elementen liggen in de volgorde van de tijd. Hun volgorde is dus van belang. Water moet eerst hout doen groeien, alvorens dat kan verbrand worden door het vuur. Pas dan ontstaat er as die onder de vorm van metaal op de aarde kan vallen en het zijn weer die minerale afzettingen die het stromend water produceren. De omgekeerde volgorde kan dus niet. Deze volgorde brengt ook de moeder – zoon relatie voort zoals die door de Chinezen wordt gezien. Het ene element brengt het andere voort, zoals een moeder haar zoon voortbrengt. Een zoon kan nooit zijn eigen moeder ter wereld brengen. Het water is de moeder van het hout. Terwijl het hout op zijn beurt de moeder is van het vuur. Vuur dat het metaal voortbrengt, en zo gaat het verder. De cyclus van de vernietiging geeft weer hoe ieder element een ander kan absorberen of vernietigen. In werkelijkheid gaat echter om beheersing, een proces waarbij de elementen elkaar controleren en in evenwicht houden. Wanneer een bepaald element te sterk of te zwak is, kan het een ander element aanvallen. Hout kan dus aarde aanvallen, omdat de wortels van de boom aarde splijten. Aarde kan het water beheersen door middel van dammen. Water kan het vuur absorberen door het te blussen. Vuur kan het metaal vernietigen door het te smelten. Terwijl metaal het hout kan vernietigen, zoals de bijl hout kapt. Volgens de Chinezen is de mens als microkosmos een afspiegeling van de macrokosmos en dus zullen de invloeden van de verschillende elementen van het aardse zich uiten in de wisselwerking tussen de interne organen, waarbij er dus ook een voortbrengende- en een controlerende of vernietigende cyclus moet zijn. Daarom wordt elk van de lichaamsorganen gekoppeld aan één van de vijf elementen, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen de holle organen (zijnde yang organen, minder belangrijk en vooral van nut voor de verwerking van voedsel) en de volle of doorstromingsorganen (ofwel de
86 yin organen, zijnde de belangrijkste en nodig voor de vitale functies). Voor ieder element is er een koppeling tussen een hol en een vol orgaan, een koppeling tussen een yin en een yang orgaan. Zo komt het hart (yin) overeen met vuur en ondersteunt het als zodanig de milt (yin) en de maag (yang) als aarde organen. De milt energie (aarde) werkt in op de longen (yin) en de dikke darm (yang) (beiden metaal). Vanuit de longen en de dikke darm gaat de energie naar de nieren (yin) en de blaas (yang), zijnde water. Vandaar stroomt het naar de lever (yin) en de galblaas (yang), hout elementen. Vanuit de lever gaat de subtiele energie dan weer naar het hart en de dunne darm (yang) en de cyclus begint opnieuw. Als qi in een orgaan uit balans raakt en niet in staat om de natuurlijke meridiaancyclus te doorlopen, dan kan dat een negatieve invloed hebben op het orgaan dat ermee gekoppeld is. Iets wat ze zien gebeuren in de vernietigende cyclus. Als de energie van het hart (vuur) uit balans is, dan zal dit een negatieve invloed hebben op de longen (metaal). Dit is bijvoorbeeld het geval bij een hartfalen, wat met stuwing geassocieerd wordt. Het verlaagde hartminuutvolume zal leiden via een stuwing in de longen tot een negatieve verandering in de longen. Dit zal dan leiden tot, in eerste fase, een energetische verandering in de lever (hout), gevolgd door een cellulaire storing. De deficiëntie van het hart met stuwing veroorzaakt een niet goed functionerende rechterhartkamer, waardoor er een tegengestelde druk in de aderen komt wat dan weer de oorzaak is van een passieve aderlijke stuwing in de lever. Vanuit de niet goed functionerende lever (hout) zorgt de onbalans in de meridianen voor een storing in de milt (aarde). Bij chronisch hartfalen met stuwing aan de rechterzijde, leidt de doorlopende leverstuwing op den duur tot het ziektebeeld dat interstitiële ontsteking van het hart wordt genoemd. De levercirrose leidt vervolgens tot aderlijke verstopping van vena porta en vena cava, wat weer een abnormaal verhoogde druk in de vena porta, aderlijke stuwing en vergroting van de milt tot gevolg heeft. Het is dus fascinerend om te zien hoe de moderne pathofysiologie de klassieke principes van de Chinese principes van energiestroom volgt, zodat deze grondbeginselen die reeds duizenden jaren oud zijn, ons inzicht in het verloop van een ziekte kan aanvullen. Bij stress zien we een gelijksoortig verloop. Niet zelden is stress het gevolg van teveel piekeren. De geest (shen) die hiervoor zorgt staat in direct relatie tot het hart en dat tot verhoogde werking aanzetten, wat we merken aan de hand van hartkloppingen. Het hart vraagt meer bloed aan de lever (hout) die daardoor in overactiviteit of exces gaat. Dan spreekt men van levervuur, dat een stijgende werking heeft. Verhoogde bloeddruk is daar dikwijls het gevolg van. De lever (hout) zal de milt (aarde) aanvallen zodat die minder goed gaat werken en minder energie uit het verteerde voedsel zal halen. De met de milt verbonden maag ondervindt daar ook invloed van en gaat minder werken. De verzwakte energetische toestand van de maag kan de oorzaak zijn van het ontstaan van een ulcer of maagzweer. Vermits we minder energie uit het voedsel halen zal onze algemene energetische toestand verslechten. Door de verhoogde yang toestand van het lichaam, verzwakt ons yin, met een totale onbalans tot gevolg. Milt (aarde) zal daarna de nieren en de blaas aanvallen (water) zodat ons lichaam langzaam vergiftigd wordt wegens gebrekkige afvoer van giftstoffen. De nieren zijn de bewaarder van het jing, de essentiële substantie die instaat voor geboorte, groei en aftakeling. Verzwakking ervan kan dan leiden tot een versnelde veroudering.
87 Stress kan er bovendien de oorzaak van zijn dat er een nierkrisis ontstaat, met mogelijks het blokkeren van de nieren als resultaat . Als de nieren (water) in onbalans komen zullen zij op den duur ook het hart (vuur) aanvallen. Hetgeen geïllustreerd wordt door het duidelijk vastgestelde causale verband tussen stress en het risico op hartinfarct. Cyclische wisselwerking tussen de organen en de ingewanden (organen in de buikholte) weerspiegelt in de ogen van de Chinezen de wisselwerking tussen de elementen. Wat een klassieke illustratie is van het beginsel “in het kleine zoals in het grote”. De menselijke microkosmos is een afspiegeling van de macrokosmos van de aarde. De vijf transformaties. Men kan zich natuurlijk afvragen hoe de Chinezen aan het systeem van de vijf elementen komen. Uiteraard zijn het metaforen, cryptische omschrijvingen van bepaalde fenomenen die zij waarschijnlijk zoals alle andere kennis opdeden uit observatie van de natuur. Wanneer we de natuur bekijken, dan zien we dat wanneer we warmte aan een bepaalde stof toevoegen, haar entropie (wanorde) toeneemt doordat de moleculen sneller gaan trillen en minder geordend tenopzichte van elkaar voorkomen. Op deze manier zal ook haar aggregatietoestand veranderend. Water zal zo bijvoorbeeld verdampen. Hier in het westen kennen wij drie dergelijke aggregatietoestanden, met name een vaste stof, vloeistof en damp. Bij water is dat: ijs, water en waterdamp. De Chinezen van hun kant onderscheiden vijf aggregatie toestanden; vast, vloeibaar, gas, geïoniseerd plasma en tenslotte opnieuw een vaste vorm aannemende materie. In dat laatste geval dacht men daarbij niet zozeer aan één brok vaste stof zoals een klomp ijs, maar veeleer aan een condensatie met zeer veel kleine condensatiekerntjes, een kruimelige structuur zoals druppels regen of hagelkorrels in een wolk of gewoon los zand. Belangrijk is dat we hier denken aan één van de axioma’s uit het Chinese denken, namelijk dat alles voortdurend in verandering is. Water wordt dus ijs, waterdamp wordt vroeg of laat opnieuw ijs, enzoverder. Alle materie gaat voortdurend over, transformeert permanent. Uit observatie blijkt bovendien dat die transformatie steeds in een bepaalde richting of volgorde lijkt te verlopen. Als we bij een vaste stof de temperatuur verhogen, dan zal die transformeren tot een vloeistof. Verhogen we de temperatuur verder dan verdampt die tot een gas om bij nog verdere verhoging van de temperatuur ionisatie te doen optreden en er een plasma ontstaat. Verdere verwarming zou op de stof geen verdere invloed meer hebben. Als we dan op dat punt van het proces voor afkoeling te zorgen, dan zien we dat er via een niet afzonderlijk benoemde fase uiteindelijk weer condensatie optreedt. Dat gebeurt altijd op een groot aantal diffuus door de stof heen verspreide plaatsen, de zogenaamde “condensatiekernen”, en nooit alles tegelijk op één plaats bij elkaar. Dat is niet alleen het geval bij de condensatie tot een vloeistof vanuit de gasfase, maar ook, zei het in wat minder duidelijk herkenbare mate, bij verdere verlaging van de temperatuur en stolling van de vloeistof tot een vaste stof met een geordend atoom- of molecuulrooster. Hier vindt negatieve entropie plaats, de orde neemt toe.
88 De oude Chinezen vatten deze “beide vormen van condenseren” daarom als één afzonderlijke aggregatietoestand samen, getypeerd door een druppel- c.q. een kruimelstructuur. Wanneer we nu vervolgens de temperatuur van de beschouwde stof nog verder verlagen, eindigen we derhalve weer in één brok vaste stof, net zoals we begonnen zijn. Het proces wordt schematisch weergegeven in “De vijf elementen en transformaties”. Het is duidelijk dat de kringloop alleen in de richting van de wijzer van de klok verloopt. Wanneer een brok vaste stof bij enige verhoging van de temperatuur uiteenvalt, ontstaan er bijgevolg geen losse kruimels of druppels, maar ontstaat er altijd één plas vloeistof. Materie lost immers vanaf de buitenrand naar binnen toe geleidelijk aan op. In principe kan ze daarbij wel min of meer de vloeistoffase overslaan, wat dan sublimatie genoemd wordt. Verder levert een gas dat we hoog verhitten ten slotte een plasma. Maar een gas dat we afkoelen, kan uitsluitend via de druppelfase condenseren. Soms, zoals bij waterdamp zullen dat druppels zijn, bij andere gassen zijn dat eerder kruimels. Daarbij kan, wanneer we niet voldoende energie toevoegen, tussen de gas- en de kruimelfase de plasmafase overgeslagen worden. We kunnen dus wel af en toe een bepaalde aggregatietoestand overslaan, maar de richting waarin de transformatie verloopt, zal steeds dezelfde zijn. Het was op dit schema dat de oude Chinezen hun hele geneeskunde bouwden, en ja, zij kenden in die tijd inderdaad reeds begrippen als geïoniseerd plasma, alleen noemden zij dat toen zo niet. Zij waren niet minder dan wij in staat om observaties te doen en daar de nodige conclusies uit te trekken. Chinezen hebben altijd al de gewoonte gehad om de dingen meer beeldend of cryptisch te omschrijven. In plaats van de spreken over een vaste stof, spraken zij over metaal. Metaal bestaat immers uit mooi in regelmatige rijen gerangschikte atomen, het zogenaamde rooster. We noemen dit ook wel kristallen of kristallieten. Door hun systematische rangschikken zitten de atomen hier zo dicht mogelijk op elkaar. In de metaalwereld spreken we dan ook over de dichtste bolstapeling van atomen, wat wil zeggen dat het niet mogelijk is om de verzameling bolvormige atomen nog dichter op elkaar te pakken dan in zo’n metaalkristalliet van nature al gebeurd is. Metaal staat derhalve symbool voor de meest verdicht, meest gecondenseerde aggregatietoestand. Wat dat betreft dus de meest yange toestand. Omdat water enorm belangrijk is voor alle levensprocessen op aarde, ligt het voor de hand dat de Chinezen water zouden kiezen als symbool voor de vloeistof. In water zullen de moleculen nog wel op een min of meer vaste afstand ten opzichte van elkaar hun plaats innemen, maar anderzijds toch weer zo vrij zijn dat ze als vloeistof iedere contour kunnen volgen. Omdat de natuurkunde toen nog niet bestond, was het evenwel niet gemakkelijk om iets te vinden waarmee de gastoestand kon worden aangegeven. Maar wat is in de natuur de grootste producent van de voor het leven zo belangrijke gas zuurstof? Inderdaad, de boom. Bovendien drijven de takken en de stam van een boom op water omdat ze zoveel gas bevatten. Houtstof zonder zoveel lucht zo immers onmiddellijk zinken. Vandaar dat
89 we de aggregatietoestand gas, als hout gesymboliseerd zijn, al zou een juistere benaming boom moeten zijn, zoals het oorspronkelijk door de Chinezen gebruikt werd. In de vlammen van een vuur worden gassen geïoniseerd, dus lag deze omschrijving eveneens voor de hand om de meest yinge toestand aan te geven. Hier is de wanorde (entropie) het grootst en hebben de atomen de meeste vrijheid. De kruimelstructuur, waarbij we terug naar wat meer orde gaan, werd omschreven door aarde, zoals aarde uit de tuin, los aan elkaar hangend zwart zand. Natuurlijk spraken de Chinezen niet over expanderen als gevolg van verhitting, maar van het yinner worden van de toestand, ofwel yinniseren, wat neerkomt op meer yang toevoegen onder vorm van warmte. Aan de andere kant voegen we meer yin toe, dus we yangiseren als we afkoelen en daardoor de toestand verdichten. Energetisch gezien kunnen we deze begrippen ook als volgt omschrijven: • Boom: • Vuur: • Aarde:
opstijgende, zich snel ontplooiende energie (meer yang = yinniseren); helemaal ontplooide, sterk geactiveerde, “vrije” energie (maximum yin); vergarende, condenserende, omlaag en naar binnen gerichte energie (meer yin = yangiseren); • Metaal: helemaal tot één geheel verenigde, gematerialiseerde energie (maximum yang); • Water: langzaam in oplossing gaande, drijvende energie, eigenlijk nog op de grens tussen samengaan tot één geheel en ontplooien (meer yang = yinniseren). Zien we deze opeenvolgende stadia als onderdelen van één continu proces, dan merken we dat het niets anders is dan een fijnere onderverdeling van de langzame overgang van yin naar yang en omgekeerd. Aarde en metaal staan voor samentrekken; water, hout en vuur staan dan weer voor uitzetten, expanderen. Juist omdat het een continu proces is, brengt iedere fase automatisch de volgende met zich mee en onderhoudt die. Houtenergie brengt vuurenergie voort en houdt het in stand. Vuurenergie op haar beurt voedt en wekt aarde-energie tot leven. Aarde-energie wekt metaalenergie op, enz. Deze opeenvolgende cyclische relatie wordt ook wel de scheppings- of shen cyclus genoemd. Het is om deze voor de hand liggende reden dat men hier dus spreekt over de moeder – zoon of ouder – kind relatie tussen de verschillende elementen, juist zoals dat bij de meridianen gebeurt. Het andere onderlinge verband tussen de elementen is dat van de controlerende- c.q. bedwingende cyclus ook wel ko cyclus genaamd. Iedere energietransformatie zal ook een invloed hebben op de diametraal daartegenover liggende. Wanneer de vergarende, condenserende aardeenergie wordt benadrukt, dan zal dat automatisch de tegengestelde, verspreidende waterenergie onderdrukken. De voluit geëxpandeerde vuurenergie brengt met zich mee dat de metaalenergie helemaal op zijn zwakst is. Wat wil zeggen dat als men de hartmeridiaan overprikkelt, daardoor de long-energie op zijn zwakst zal komen en dus veel vatbaarder voor aanvallen zal zijn.
90 Volgorde van de elementen. Waarom de Chinezen tot deze volgorde van voorstelling kwamen, valt ook niet moeilijk uit te vissen. De zonnewijzer kan een referentie geweest zijn. Wanneer de zon opkomt in het oosten, dan is haar energie nog laag, maar in stijgende richting (yin → yang = yinniseren of yang toevoegen). ‘s Middags staat de zon op haar hoogtepunt met een maximum aan energie yang. Dit is een yang-yang status. Vanaf dan begint de zonne-energie te verminderen doordat yin toeneemt (afkoelen). Op een bepaald ogenblik bevindt de zon zich in het Westen, nog steeds een yang toestand, maar dan aan het begin van de yin overgang. Dus een yang → yin situatie. De zon gaat onder. De toeschouwer moet het wel vanuit deze positie beschouwd hebben. Als hij andersom zou hebben gestaan, dan viel zijn schaduw over de zonnewijzer en zag hij helemaal niets. De zon komt nooit in het noorden, dus de kant van waar de toeschouwer stond. Dat moest dan de plaats zijn met de minste energie (meest yin of yin-yin status). Uiteraard kunnen we dit uitbreiden naar grotere cycli, zoals een jaar of zelfs een mensenleven. Links van de waarnemer hebben we het opkomende voorjaar, de lente waar de kracht van de natuur toeneemt. Maar het kan ook de geboorte zijn. ‘s Middags komt overeen met de zomer, het toppunt van energie in de natuur, de vervolmaking van het leven, maar ook het begin van de vermindering van energie. In de herfst is er nog wat energie, net zoals bij een lichaam aan het begin van het verval, evenals de ondergaande zon. In het noorden is het nacht, zit de dood, de winter waar het stil is en geen energie aanwezig is. Doch waar het begin ligt van nieuw leven, een nieuwe dag en een nieuwe lente. Uiteraard zijn al deze toestanden relatief ten opzichte van elkaar en omvatten ze slechts vier elementen (hout, vuur, metaal en water). Hoe kwamen de Chinezen dan aan het vijfde element? Aan de relatieve elementen ontbreekt het nulpunt dat kan dienen als referentie. Het ligt derhalve voor de hand dat ze daar het middelpunt van de cirkel, of de aarde voor zouden nemen. Als we de vier basis elementen in een kruis noteren, met de aarde in het midden, dan zien we inderdaad dat water en vuur perfecte tegenpolen zijn. Hout en metaal op het eerste gezicht niet, maar de boom staat symbool voor de groeikracht. Daarentegen is metaal het product van de dode natuur, dat bovendien gebruikt wordt in de oogsttijd, doordat het maaiwerk een einde maakt aan het leven en dus symbool staat voor het verkleinen. Het symbool van de aarde omvat alles, het zaad voor de plantengroei, het vuur, mineralen (metaal) en water. Om tot hun pentagon (vijfhoekige ster) te komen moesten de Chinezen het element echter een plaats geven tussen de vier anderen. Eveneens uit observatie van de natuur bleek echter dat er ook zoiets als een tussenseizoen bestaat, met name de nazomer. Het is dan nog warm, doch alles is uitgebloeid. De Japanners hebben voor dit seizoen zelfs een apart woord: “doyo”. Het ligt tussen de zomer en de herfst in. Het element aarde werd daarom op deze plaats ingepast, tussen het vuur en het metaal. Samengevat.
91
Shen cyclus: Hout verbrandt en zorgt voor; Vuur waarvan de as terecht komt in de; Aarde van waaruit gewonnen wordt; Metaal dat bij smelten verandert in; Water (vloeistof) waarmee bomen en planten van voedsel worden voorzien. Ko cyclus: Hout wordt gehakt door metaal; Vuur geblust door water; Aarde doordrongen door de wortels van hout; Metaal gesmolten door vuur; Water tegengehouden door en verdwijnt in aarde. Bij de shen-cyclus is er een cyclisch patroon waarbij het ene steeds overgaat in het andere. Bij de ko-cyclus gaat het steeds tussen twee tegengestelde elementen en dat heeft niet direct invloed op de andere. De Chinezen gebruikten hun pentagon ook om de verschillende meridianen mee te rangschikken. Al is het zo dat het niet altijd voor de hand liggend is hoe zij tot de keuze van een bepaald element voor een bepaald orgaan kwamen en zeker niet eenduidig, zodat meerdere interpretaties mogelijk zijn. Bij wijze van voorbeeld hebben we die van Michio Kushi genomen.
92 De classificatie van de verschillende organen bij één bepaalde transformatie betekent in feite vooral dat de desbetreffende organen bij dat type energie, dus bijvoorbeeld op dat tijdstip of in dat seizoen, hun maximale energie ontplooien. Bij het type energie dat behoort bij de daaraan voorafgaande transformatie is hun activiteit nog aan het toenemen, bij het daarop volgende type energie, de activiteit juist afneemt. Waaruit volgt dat een bepaald orgaan kan gestimuleerd worden door het benadrukken van het type energie waartoe het zelf behoort, bijvoorbeeld door gerichte voeding of door massage. Classificatie van de organen. Langs de hoofdverbindingsweg tussen hemel- en aarde veld in het lichaam, het spirituele kanaal, ligt het organenpaar hart en dunne darm. Omdat de energie op die plaats in het lichaam maximaal actief is, en deze organen zelf ook, worden ze gerangschikt bij de transformatie van het meest actieve type energie: vuur. Ook behorend tot het midden van de dag en de zomer. Om dezelfde reden worden de twee satellieten van de vorige organen, met name de drievoudige verwarmer en de hartverwarmer bij dezelfde transformatie ingedeeld. In de rechterlichaamshelft die vooral door het opwaarts gerichte aardeveld gevormd is, ligt het organenpaar lever en galblaas. Volgens de klassieke Oosterse geneeskunde heeft de lever vooral een planologische taak volgens welke de activiteiten van de rest van het lichaam onderling verdeeld worden. Deze taak is met name het zwaarst na de nacht- en de winterrust. Daarom delen we die organen in bij de ochtend, de opkomende energie van het hout. In het klassieke Chinese denken is er een bijzondere plaats toebedeeld aan de nacht- en winterrust. Gedurende die tijd speelt de seksualiteit een belangrijker rol dan anders. Bovendien weten we dat de bijnieren een rol spelen bij de uitscheiding van bepaalde hormonen wanneer we ons moeten wapenen tegen de kou. Daarom werden de nieren, met inbegrip van de geslachtsorganen en de blaas opgedeeld bij de transformatie water. De long en de dikke darm zijn de organen die bezig zijn met de voeding en het omzetten van graan-qi in qi en bloed. Aan het begin van de embryonale status vormen zij samen nog één orgaan. Later gaat de bovenste helft dus de longen zich meer bezighouden met het meer yinnen door middel van voedsel, de ademhalingslucht; en de onderste helft met de meer yange, zijnde de meer tastbare voeding. Bij de gaswisseling in de longen wordt een allesoverheersend belangrijke rol gespeeld door de ijzeratomen in het centrum van de bloedkleurstofmoleculen (hemoglobine), met behulp waarvan de zuurstof door het bloed getransporteerd worden en dierenleven kan bestaan. Daarom staan zij bij het element metaal. In de linkerlichaamshelft, die vooral gevormd is door het neerwaarts gerichte hemelveld, ligt het organenpaar milt/alvleesklier en maag. In die organen is er een regelmaat van werken, door het seizoen heen, zonder pieken of dalen. Daarom worden zij bij het element aarde ingedeeld, in het centrum.
93
94
Verantwoording. Bij de totstandkoming van dit werk is buiten het eigen werk, onder andere gebruik gemaakt van de volgende werken en publicaties: • • • •
Stop Agressie van Theo de Gelaen, Hubert Laenen en Paul Pauwels. Voor een aantal grafische afbeeldingen is gebruik gemaakt van het werk van Ted Kaptchuk, “The web that has no weaver”. Teksten beschikbaar gesteld door Theo de Gelaen. Diverse internet teksten, vooral Engelstalig en vertaald naar het Nederlands, alsmede grafische afbeeldingen afkomstig van het internet.
Dit werk is vooral bedoeld voor intern gebruik.
View more...
Comments